Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 469]
| |
‘Wie niet dom is, niet spoedig voldaan, géén lid van de grote Hanze der luie berusters, meent gewoonlyk dat-i alleen staat, en voelt zich - in den beginne althans! - gedrukt door de pynlyke beschroomdheid die zo verlammend werkt. De krachten zyner ziel gaan teloor aan inwendigen stryd. Hy is hamer en aambeeld tegelyk, en zelfs wat daartussen ligt.’ De meeste twijfelaars gaan ten onder in de strijd die ze voeren met de ‘weifeling in hun eigen gemoed’. Ze menen alleen te staan, maar dat is niet waar: ‘Ze staan niet alleen, maar de een weet van den ander niet, omdat twyfelaars nooit 'n gemeente vormen.’. De twijfelaar wordt door de menigte vertrapt omdat hij zich niet wil laten meesleuren door de stroom, maar tegelijkertijd te zwak is om die te weerstaan. Het gebeurt echter ook ‘dat de beschroomde twyfelaar van vroeger, uit eerlykheid zyner bedoelingen den moed put tot stellige ontkenning, en de kracht om staande te blyven’ (vw vi, p. 628-629). |
|