Tromp, Cornelis-,
1629-1691, Nederlands admiraal, zoon van Maarten Harpertszoon Tromp, streed onder meer bij Livorno, bij Lowestoft, in de Vierdaagse Zeeslag, bij Noord-Voorland, bij Schoneveld en bij Kijkduin. Na de dood van Michiel Adriaanszoon de Ruyter werd hij tot luitenant-admiraal-generaal van de Nederlandse Republiek bevorderd. Als geschenk voor zijn grote verdiensten kreeg hij het buiten Trompenburg tussen Hilversum en 's-Graveland. In 1885 verbleef G.L. Funke wegens ‘verregaande lusteloosheid’ in het ‘Herstellingsoord de Trompenberg’ (brief aan m. d.d. 27 juli 1885, vw xxiii, p. 387). Naar aanleiding daarvan schreef m. hem op 7 juli:
‘Trompenburg! Die naam wekt allerlei historische herinneringen op! In onze schoolboekjes wordt het zeeheldschap voorgesteld als 'n soort van betrekking. Ik althans vatte het altijd zoo op. Tromp was “zeeheld” zooals iemand die de luî van hun baard ontlastte, barbier was. Tromp was de officieel erkende held van de Prinsgezinden zooals DeRuyter van de DeWitt'sche party. Tromp was wèl gezien in den Haag, en DeRuyter - op 'n korte ruzie-periode na - te Amsterdam en in Zeeland. (...) Maar Trompenburg! Daar rustte Tromp op z'n lauweren. Of neen, hij rustte niet, en daarop wou ik komen. Zekere heer in de buurt - in uw buurt nu - schijnt vervloekt 't land op hem gehad te hebben. Althans er is 'n destyds gepubliceerde brief gevonden warin de zeeheld allerjammerlykst wordt uitgescholden. Ook dit bewyst weer niets tegen Tromp. Die Petersen - zoo heette meen ik die vyand - kan zich vergist hebben in de appréciatie. Maar zulke dingen geven te denken. Alle meer of min groote historische momenten waren eenmaal omringd door of lagen begraven onder de duizenden ditjes en datjes van 't dagelyks leven waaraan niemand zich onttrekken kan. 't Kleine regeert.’ (vw xxiii, p. 398-399)