Steringa Kuyper, B.H.-,
1853-1901, promoveerde in 1882 op een proefschrift over Plutarchus, werd vervolgens leraar klassieke talen in Middelburg en vanaf 1897 in Schiedam. Hij vertaalde Plutarchus' Alexander en Caesar en Tacitus' Germania. Als student schreef hij een verslag van m.'s voordracht te Utrecht in 1878 over ‘Zedelijkheid en Wetenschap’ (Vox Studiosorum, jrg. iv, 28 maart en 9 mei 1878, vw xix, p. 385-387 resp. p. 532-535). In het eerste deel bekritiseert hij m.'s uitspraken over godsdienst, geloof, wetenschap en zedelijkheid en komt tot de conclusie: ‘(...) dat over het geheel zijne rede er eene zou geweest zijn, een man van het talent en de genialiteit van D. Dekker waardig, wie dat beweert, mag wel eens in stilte bij zich zelf nagaan of hij nog aesthetisch gevoel bezit’.