Smout, Adrianus-,
1580-1646, vanaf 1621 calvinistisch predikant te Amsterdam. Op 8 januari 1630 werd hij wegens zijn kritiek op Costers Iphigenia, op de Academie en op het Stadsbestuur, de stad uitgezet. Eerder al was hij uit Rotterdam verbannen. Hij werd door Vondel bespot in de gedichten ‘Een Otter in 't Bolwerck’ en ‘Rommelpot’.
In Pruisen en Nederland haalt m. een in de uitgave van J. van Lennep aan Vondel toegeschreven hekeldicht aan, getiteld ‘Nieuwjaar voor S.’ (vw iv, p. 22). Het zinspeelt op een onechte zoon van Smout, die in Dordrecht zou zijn opgehangen: ‘Jonge Smout die sprong te kort./ Van den ladder binnen Dort’. Dit ‘Vondélische’ rijmpje zou één van de indrukken geweest kunnen zijn, die een Pruisische Keurvorst uit Nederland had kunnen opdoen, spot m. In een noot uit 1867 vergist m. zich, wanneer hij beweert dat vader en zoon Smout dominees waren die beiden ‘ter ere van 't waar geloof’ zijn opgehangen (vw iv, p. 92).