Piepers, M.C.-,
rechterlijk ambtenaar in Indië. Hij publiceerde in 1884 Macht tegen recht. De vervolging der justitie in Nederlandsch-Indië, waarin hij trachtte te bewijzen dat de rechterlijke macht in Indië tegengewerkt wordt door de bestuursambtenaren. C. Busken Huet schrijft in Litterarische Fantasiën (xxv, p. 210) dat dit boek enigszins als een vervolg op de Max Havelaar gezien kan worden. Piepers zelf stelt zich in dit boek daarentegen op een aantal plaatsen (p. 188 en 224) tegen m. op. Verder schreef hij enkele artikelen in De Locomotief die eveneens tegen m. gekant waren.
m. reageert op Piepers' aantijgingen in een brief aan S.E.W. Roorda van Eysinga:
‘Wat-i zegt is zoo gek nog niet, ik ben wel eens van ongerymder dingen beschuldigd dan de autocratische stemming die hy me te laste legt. Hoe raadt hy 't zoo? Ja, ik ben despoot, en zal dat blyven zoolang de wereld my blyk geeft dat er geen andere weg bestaat om iets goeds te bereiken!’ (vw xviii, p. 438-439; cf. brief aan P.A. Tiele d.d. 14 juli 1876, vw xviii, p. 410)
In 1886 beschuldigde Piepers m. in het artikel ‘Een nabetrachting’ (De Indische Gids, jrg. 8, p. 630-631; vw xxiii, p. 585-587) van ‘halfwetersverwaandheid’ en ‘schooljongenspedanterie’.