Philipse, Johan A.-,
1800-1884, president van het gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzitter der Eerste Kamer, conservatief. In de Causerieën drijft m. de spot met de rede waarmee Philipse op 19 november 1866 de vergadering van de Staten-Generaal in naam van de koning opende:
‘De heer Philipse schynt boos over myn stryd tegen middelmatigheid, en heeft daarom een openingsrede gehouden, waarop de meest koppige optimist zich wel wachten zou het praedicaat: middelmatig toe te passen. (...) Tien tegen één dat de meeste Hollanders het oudewyvengeleuter van den heer Philipse zeer goed vinden. “Fatsoenlyk” is het. Er komt tweemaal van God in.’ (vw iv, p. 237-239; cf. brief aan C. Busken Huet d.d. 22 november 1866, vw xi, p. 749-750)