Pharao,
de koning van Egypte die na elke door God gezonden plaag beloofde dat de Israëlieten zijn land mochten verlaten. Steeds weer ‘verzwaarde’, ‘verstokte’ of ‘verstijfde’ zijn hart: hij verbrak zijn belofte (Exodus 8-12).
In de Max Havelaar zegt Droogstoppel dat het hem ‘verdriet doet te ontwaren dat Frits zyn hart verhardt evenals Pharao, die minder schuldig was dan hy, omdat hy geen vader had die hem zo gedurig den rechten weg wees, want van den ouden Pharao zegt de Schrift niets’ (vw i, p. 228).