Ontevredenheid,
In de Ideeën 915-918 wordt ontevredenheid als tegenstelling van berusting behandeld. m. is van mening dat berusting - een kwalijke gemoedstoestand - vooral door de kerk gepredikt wordt; hij roept tot ontevredenheid op. In Idee 915 schrijft hij hierover:
‘wordt er niet door 't “geloof” tevredenheid, berusting, nederigheid, zelfverguizing geleraard? Is niet de hele godsdienst één wyzen op den Hemel - waar alles beter wezen zal! - om de patiënten tevree te stellen met 'n Aarde... waarop zeer veel verkeerds, en 't brood duur is? De ware mensenvriend wekt op tot óntevredenheid met het gebrekkige. 't Is niet waar, dat onze funktie bestaat in lyden, torsen, hongeren, jammeren.’ (vw iv, p. 655)
Hij vervolgt in Idee 916:
‘Ik predik óntevredenheid! Ik beweer dat het plicht is geen genoegen te nemen met 'n stand van zaken die... den allerkwaadaardigsten God onteren zou. Wie nu meent dat ik socialistische of communistische roering voorsta, heeft my zeer slecht begrepen. Juist het tegendeel.’ (vw iv, p. 656)
In Idee 918 tenslotte:
‘Ja, ik dring aan op ontevredenheid! Ik wenste dat ieder doordrongen ware van den lust tot genieten, tot het verspreiden van genot, tot deugd! De man die een ellendig leven voortsleept, en daarin - gesteld dat verbetering niet absoluut onmogelyk is - berust, noem ik naar myn godsdienstbegrip: misdadig.’ (vw iv, p. 658)