werden gevonden. Ze zyn geschreven in 't najaar van 1886.’ (Brieven wb x, p. 255).
Op 3 september 1886 schrijft m. aan C. Vosmaer dat hij de Minnebrieven gaat vervolgen (vw xxiii, p. 705), twee dagen later schrijft hij J.F. Snelleman dat hij ‘Minnebr. moet schryven voor de pers’ (vw xxiii, p. 709). In oktober 1886 meldt hij in een brief aan Mimi dat het werk niet vlot, en: ‘over mijn werk heb ik 't land. Toch zeg ik dat er een nieuw hek om den tuin zal komen. Dat moet!’ (vw xxiii, p. 717).