Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 285]
| |
kunde, geschiedenis, letteren en wijsbegeerte. In 1871 werd hij in de Nationale Vergadering gekozen en werd hij lid van de Academie. In 1875 werd hij senator. m. noemt zijn Journal des actuaires français (3e jrg. 1874; 1e jrg. 1872) in Over Specialiteiten (vw v, p. 609). In een aantekening hierbij schrijft hij dat hij dit boek had geraadpleegd om de betekenis van het woord actuaire op te zoeken. Littré vermeldt dat actuaire in Frankrijk in 1872 was overgenomen uit de Engelse taal (actuary; van het middeleeuws-latijnse actuarius), het is dus een neologisme, m. noemt Littrés betekenis van verzekeringsdeskundige ‘louter konventioneel’, een etymologische verklaring ontbreekt. Aan het slot van het lemma actuaire wordt echter wel degelijk een etymologische verklaring gegeven: nl. de schrijver die de acta moet opschrijven (deze betekenis is afkomstig van de klassiek-Latijnse betekenis van actuarius: snelschrijver). m. noemt hem hier dus geheel ten onrechte een ‘specialiteit - in franse onwetendheid - op 't gebied van etymologie en algemene taalkennis’ (vw v, p. 649). In een brief waarschijnlijk aan C. Vosmaer van november 1879 schrijft hij over Littré: ‘Littré is n.a.a.r! Als taalkenner stel ik hem beneden De Vries & Te Winkel met hun akolyten [=volgelingen]. Overal blykt dat hy - geheel afgescheiden van z'n meeningen in byzondere gevallen soms kant noch wal raken - niet weet wat “wetenschappelijke” (ik zeg liever: “wysgeerig-zielkundige”) woordafleiding eigenlyk is. Overal geeft hy blyk zeer weinig algemeene taalkennis te hebben, en kennis van algemeene taal heeft-i in 't geheel niet, jazelfs hy beseft het bestaan daarvan niet. Hoe die man zich durft opwerpen als taalgeleerde... nu ja, in Frankryk!’ (vw xx, p. 115) |
|