Latta,
(latah) In Idee 891 geeft m. de volgende definitie van latta:
‘Wanneer de lezer in Indië geweest is, zal hy misschien weten wat men daar latah noemt. Dit woord betekent een ziekte of hebbelykheid van oude vrouwtjes, die zich openbaart in 't nabootsen van alles wat men haar voordoet. Men lacht, zy lachen. Men schreeuwt, zy schreeuwen. Men maakt een gebaar, zy apen het na. Men werpt enig voorwerp op den grond... klets, daar ligt alles wat de arme patiënte in de hand hield.’
In dit Idee vertelt hij verder hoe hij in 1839 de proef op de som nam met een vrouwtje op de pasar Tanabang te Batavia. Ook bij mw. Cambier te Menado heeft hij een oud vrouwtje gezien dat aan deze kwaal leed. m. eindigt:
‘Sedert eeuwen lyden wy aan deze kwaal! Wy werpen weg wat anderen wegwierpen. Wy verdoemen wat verdoemd is, en zegenen waar gezegend wordt. Wy wawelen na wat ons wordt voorgezegd. Wy geloven! Och, wat al kostbaar porcelein werd en wordt er stuk geworpen door de arme latah-zieke Mensheid, die niet geregeerd wordt door een zachtmoedige meesteres, gelyk de slavin der goede Mevr. Cambier! (...) Wordt het niet eindelyk tyd, ernstige pogingen aan te wenden ter genezing van zo'n verderfelyke kwaal? Om dit doel te bereiken moeten wy acht geven op de middelen die sedert lang werden en nog steeds worden aangewend om ons krank te maken... Men ziet dat ik niet ben afgestapt van m'n onderwerp: het onderwys.’ (vw iv, p. 623-624)