Kapel,
‘Een kapel zweefde hoog, hoog in de lucht’, (parabel van m. in Idee 261), maar ‘honig was er niet daarboven’. m. schrijft in Idee 262 dat hij in het vorige Idee vergeten heeft te vermelden ‘dat de kapellen beneden, nooit aan haar vertrapte zuster dachten met deernis, maar altyd met wat genoegen over eigen wysheid, die wel beschouwd toch maar voortkwam uit honigzucht. Zo zyn we!’ (vw ii, p. 463). De kapel viel naar beneden en ‘daar werd ze vertrapt door 'n ezel’ (vw ii, p. 463-464).
In Idee 483 wordt de kapel opnieuw opgevoerd.
Hier vindt ze wel honing op ‘een berg waar schone bloemen groeien, en die te steil is voor ezels’ (vw iii, p. 232).