Idee,
‘'t Idee dat men daad'lyk begrypt is veelal 't begypen niet waard.’, aldus luidt Idee 68 (vw ii, p. 321). In Idee 88 schrijft m.: ‘En toch is 't niet waar, dat gedachten de wereld regeren. Zelfs niet ideeën.
Noch “opeyne” [opynene=opinies] zoals graaf Willem meende en beitelen liet op 'n steen te Alkmaar, die nog te zien is, naar men my verhaalde.’ (vw ii, p. 329). Hij noteerde in december 1852 in zijn memoriaal: ‘Alkmaar Opijne de wereld/regeer. paardesteeg Stal van graaf Willem/kist van Floris de V.’ (vw ix, p. 290). (C. Bij, ‘Een tante en een gevelsteen in Alkmaar’, in: Over Multatuli, 1990, nr. 24, p. 71-72).
m. komt op deze grafspreuk terug in twee brieven. Op 27-28 oktober 1871 schrijft hij S.E.W. Roorda van Eysinga dat hij ‘moe’ is van het schrijven en ‘tegenzin’ heeft in ‘pen, papier en inkt’:
‘Met genoegen blyf ik staan kyken voor 'n schoenmakerswinkel en bewonder 'n paar laarzen. Ik groet in gedachten den werkman die zooiets maakt, maar van alles wat naar schryvery riekt ben ik misselyk. ‘“Ideën regeren de wereld” zei graaf Willem... nu ja, als ze geflankeerd zyn door andere dingen.’ (vw xiv, p. 613)
Op 1 juli 1873 schrijft hij L.E. Gerdessen dat niet de ‘opeyne’ de wereld regeren, maar ‘les màlentendus [Fr. malentendu=misverstand]’, waarna hij vervolgt: ‘Nu, dan worden we slecht geregeerd.’ (vw xvi, p. 58). In de Ideeën 747-749 betoogt hij dat ‘Ideeën wèl de wereld regeren, maar door ‘verkeerd lezen’ tot ‘leugen’ verworden. ‘Och, als men lezen kon!’ (vw iv, p. 465-470).