Fielding, Henry-,
1707-1754, Engels romanschrijver van o.a. The History of Tom Jones, the foundeling (1749; 18 dln., elk voorafgegaan door een moraliserend essay dat min of meer verband houdt met het verhaal) en The history of the life of the late Jonathan Wilde (1743), een soort schelmenroman.
Over dit laatste boek schrijft m. op 30 januari 1882 aan W.A. Paap:
‘Heere Jezis, ik heb daar weer iets van Fielding gelezen! Z'n Jonathan Wild de groote. Hoe min! Hoe grof! Hoe plomp! Hoe onnoozel! Hoe onmogelyk! En... hoe gemeen! En dat alles met pretentie op mensch kunde! En... met 'n goed gerecipieerde pretentie: hy staat voor meester in dat vak te boek. Voor 'n meester 2n rang, nu ja, maar voor 'n meester toch! 't Is ergerlyk. Wil je dat vod eens lezen? (...) Ik heb 't tot onleesbaarheid toe, kapot gekrabd! 't Is 'n (slechte) fransche vertaling.’ (vw xxi, p. 632-633)
De roman Roderick Random (1748, geschreven door Tobias G. Smollet, de Nederlandse vertalingen van 1762, 1765 en 1805 werden toegeschreven aan Fielding) noemt m. in een brief aan G.L. Funke d.d. 27 juni 1881 een ‘vrolyk boek’ (vw xxi, p. 355).