Dwaling,
Het belang van dwalen in de betekenis van het zoeken naar waarheid, voor de persoonlijke ontwikkeling, wordt door m. meerdere malen aangeroerd in zijn geschriften. Idee 21 luidt:
‘Wie veel gedwaald heeft, kan 't best den weg weten. Ik zeg niet dat veel dwalen nodig is om den weg te weten. Noch dat ieder die veel gedwaald heeft, den weg weet.’ (vw ii, p. 314)
Over zijn eigen dwalingen schrijft hij in Idee 20:
‘Het kost my niet de minste moeite een dwaling te erkennen. Jazelfs, vaak doe ik 't gaarne. Maar dat is waarachtig hoogmoed.’ (vw ii, p. 314)
In de Ideeën 144-149 wordt eveneens gesproken over dwaling:
‘Gewoonlyk geven we geen dwaling op, zonder daarvoor wel en deugdelyk een andere dwaling in de plaats te hebben gekregen.’ (Idee 144, vw ii, p. 377)
En in Idee 146 schrijft hij: ‘Al wat is, moet wezen. Ook dwaling is nodig’ (vw ii, p. 378). Aan het slot van Idee 149 geeft hij aan hoe de lezer het begrip dwaling moet interpreteren, want: ‘'t Zou curieus wezen als men myn Ideeën over de noodzakelykheid van dwaling (...), opvatte alsof ik party trok voor leugen (...) Men is er toe in staat.’ (Idee 149, vw ii, p. 381).