Dorrepaal, G.L.-,
één van de ‘mannen van zaken’ uit Samarang tegen wie S.E.W. Roorda van Eysinga's artikel ‘Solo en de resident Nieuwenhuysen’ gericht was. Dorrepaal werd beschuldigd van omkoping van leden van de Javaanse rechtbank en van het hoofd van de Javaanse politie. Hierop zinspeelt m. in een brief aan Roorda van Eysinga d.d. 12 december 1870, waarin hij zijn standpunt over Vrije Arbeid - dat afwijkt van dat van zijn vriend - uit de doeken doet:
‘Wilt gy de Weledele Heeren Dorrepaal en consorten tot prinsen maken? Dat is al te edelmoedig. En Jonathan & Co. tot magnaten? Neen! Laat Nederland én hier én ginds blyven wat het is, tot op den stond der finale afrekening.’ (vw xiv, p. 263)
Een jaar later schrijft hij Roorda van Eysinga over deze kwestie:
‘Meen toch in godsnaam niet dat de morele smet dien gy op hem werpt, hem benadeelt. Dit is noch 't geval in z'n eigen oog, noch in dat van den lezer. De hoofdindruk is en blyft: sakkerloot, wat is zoo'n landhuurder, zoo'n particuliere industrieel een Piet! Hy kan menschen doen verbannen!’ (brief van 17 december 1871, vw xiv, p. 653-654)