Darwin, Charles-,
1809-1882, Engels natuuronderzoeker, schreef in 1859 On the origin of species by means of natural selection, waarmee hij de basis legde voor de moderne evolutietheorie. In Idee 941 schrijft m. ‘dat Darwin zelf mank gaat aan 't vervloekt euvel der halfheid’. Hij vervolgt:
‘Hy staat ver beneden z'n systeem. En dit nu niet alleen, omdat-i overal onbewezen daadzaken - en zelfs bewysbare onwaarheden - als waar aanneemt, maar hy durft niet te breken met 'n God, die toch, volgens datzelfde Darwinismus, geen werkkring hebben zou. Is dit mensenvrees? Durft-i het Anglikanisme niet aan, de fameuze gouvernements high church? Arme wetenschap! Wat my betreft, ik heb het Darwinismus niet van Darwin. Indien men my niet had gejaagd en geplaagd als 'n wild dier, zou ik lang vóór hem de hoofdeigenschap die z'n stelsel beheerst, geopenbaard hebben. Z'n natural selection bestaat werkelyk. Maar hy hecht daaraan groter gewicht dan ze verdient, omdat ze slechts 'n onderdeel is van 'n veel algemener aandrift.’ (vw vi, p. 121)
In Idee 942 legt m. aan J. de Geyter uit dat ‘het Darwinismus heel goed door de modernen kan gebruikt worden’, zonder dat zij hun geloof verliezen (vw vi, p. 122). In een aantekening bij Idee 510 vat hij de ‘natural selection’ op als ‘geleidelijke wording’ (vw iii, p. 419-421), en verklaart verder in een aantekening bij Idee 1047d darwinisme als ‘de methode aan te duiden, langs welke men in 't algemeen oorzaken behoort vast te knopen aan gevolgen’ (vw vi, p. 408). De kern van Darwins theorie, nl. dat de individuele variabiliteit van kenmerken binnen een soort kan leiden tot nieuwe soortvorming, ontging m. klaarblijkelijk.