Cornets de Groot van Kraayenburg, jhr. Johan Pieter-,
1808-1878, Oostindisch ambtenaar, was achtereenvolgens in 1837 algemeen secretaris, van 1848 tot 1851 lid van de Raad van Indië en van 1861 tot 1862 minister van Koloniën. In zijn functie als minister schreef hij een brief aan de gouverneur-generaal (8 februari 1861) waarin hij meedeelt dat hij het niet raadzaam acht dat Brest van Kempen zich in het openbaar zal verdedigen tegen m.'s Max Havelaar (vw x, p. 393). In een noot bij Idee 451, waarin m. spreekt over het optreden van het kabinet Thorbecke in 1862, schrijft hij over Cornets de Groot van Kraayenburg:
‘Een der eerste daden van ons liberaal ministerie was - onder andere dergelyke - den heer Cornets de Groot, die nooit wat byzonders uitrichtte, dertien duizend gulden 'sjaars te bezorgen!’ (1864, vw iii, p. 76)
Hij doelt hier op het feit dat Cornets de Groot van Kraayenburg een pensioen van de Nederlandse Staat kreeg, terwijl hij reeds een Indisch pensioen genoot.