Burgerstand, de kleine-,
volgens Meester Pennewips classificatie (Idee 381, vw ii, p. 551) hoorde de fam. Pieterse thuis in de categorie ‘Burgerstand, iiie klasse, zevende onderafdeling’, d.i. de zéér kleine middenstand. In Idee 1051c oppert m. de gedachte dat men ministers zou moeten aanstellen die ‘Menschkunde hadden beoefend in 't algemeen, en kennis van den Nederlander in 't byzonder’. Deze studie zou zich vooral moeten richten op die laag van de bevolking die niet in aanraking komt met ‘mannen van de pen’:
‘Maar de grote meerderheid des Volks, de kleine burgerstand, heeft geen geschiedschryver. Met haar bemoeit zich noch de filoloog, noch de physioloog, noch de psycholoog, noch de schilder, noch de dichter, noch de filosoof, noch de staatsman. Ze staat voor politie en justitie te hoog, voor aesthetische beschouwingen te laag: ze is onpoëtisch.’ (vw vi, p. 469)