Buitens,
behandeld door m. in Idee 1236 e.v. (vw vii, p. 453 e.v.), n.a.v. van Wouters bezoek aan het buiten Groenenhuize van de fam. Kopperlith. De villegiatuur ontwikkelde zich, aldus m., van het ‘buiten-zyn’ op de stoepbanken in de stad tot ‘het huren van 'n tuintje langs den Buitensingel’, en de uiteindelijke ‘Buitenplaatsen’. De oorzaak van dit verschijnsel lag, zo zegt hij, in ‘toenemende welvaart, en alweer in de bekende zucht naar onderscheiding en verheffing’:
‘Mocht er soms onder m'n lezers 'n enkele zyn, die geen buitenplaats heeft, ik heb hem 'n aangename tyding mee te delen: de Buitens gaan de wereld uit! Weldra zal 't fondamentaal verschil tussen dezulken die zich mogen verheugen in 't bezit van zo'n ding, en de arme drommels wien dit genot ontzegd is, tot de oude Geschiedenis behoren. We zyn deze gelykmaking verschuldigd aan den Stoom.’ (vw vii, p. 453)