Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdBrata Yoeda,1. lett. de oorlog der Bharata's, een bewerking van het grootste Indische epos Mahabharata. Het is een echt volksepos, dat een lange ontwikkeling heeft doorgemaakt, waaraan in de loop der eeuwen velerlei verhalen, legenden, moraliserende verhandelingen, fabels zijn toegevoegd. In 1157 werd het verhaal opgetekend door Mpu Sedah. Het werd en wordt voorgelezen in tempels en bedevaartsoorden, en leverde stof voor Wajang-vertoningen. In 1860 gaf *A.B. Cohen Stuart, correspondent van m., Indisch ambtenaar te Soerabaja, maar vooral bekend om zijn studie van de Javaanse taal- en letterkunde, de Brata Yoeda uit met een vertaling, voorrede en inleiding. De Oud-Javaanse vertaling werd in 1903 opnieuw uitgegeven door J.G.H. Gunning. 2. pseudoniem van Agathon Marius Courier dit Dubekart (1839-1885). In 1872 publiceerde hij Feiten van Brata Yoeda of Nederlandsch Indische toestanden geschetst, een bundel artikelen over de misstanden in de Oosthoek van Java (tussen 1860 en 1871 reeds verschenen in de Soerabaja Courant). Courier dit Dubekart was als geen ander op de hoogte van de situatie aldaar en had zich tijdens een jarenlang verblijf in Oost-Java volledig vereenzelvigd met de Javaan en het Javaanse leven. Hij werkte er o.a. voor een suikerfabriek en was speciaal belast met de toelevering van brandhout. Daarbij woonde hij onder zeer primitieve omstandigheden in de afdeling Blitar aan de Brantas-rivier. Het hout werd op vlotten over deze snelstromende rivier vervoerd. Het was dan ook een geweldige krachttoer om het heelhuids op de plaats van bestemming te krijgen. Nadat inlandse dieven f 800,- van hem hadden gestolen en de suikermaatschappij hem dit bedrag niet kwijtschold, nam hij verongelijkt ontslag en ging werken bij een tabaksonderneming te Blitar. Hij ontdekte het misbruik van macht, de heimelijke knoeierijen en misdadige praktijken van de regent, de resident van Kediri, Van der Kaa, de assistent-resident Van der Hell en diens opvolger Gey van Pittius, en publiceerde zijn bevindingen in de Soerabaja Courant. Het Nederlandse bestuur werd hierdoor genoodzaakt Van der Hell, van wie Brata Yoeda aantoonde dat hij schuldig was aan een aantal misdrijven, uit zijn ambt te zetten en met verlof te sturen. Het gevolg was echter wel dat men Brata Yoeda voortaan als een lastig heerschap ging beschouwen. Het Nederlandse gezag en de regent gingen hem tegenwerken. De laatste diende zelfs een aanklacht tegen hem in wegens laster. Brata Yoeda had namelijk aangetoond dat deze regent een onecht kind was en gewerkt had als karrenvoerder en hondenjongen van een assistent-resident. Bovendien beschuldigde hij hem van diefstal, knevelarij, omkoping en afpersing. Bij het proces dat volgde kreeg Brata Yoeda geen gelegenheid de officiële stukken, die voor zijn verdediging noodzakelijk waren, in te zien. Ook was er zogenaamd geen geld om getuigen te laten dagvaarden. Hij werd veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en f 250,- boete. Zelfs vanuit de gevangenis bleef hij zijn Feiten openbaar maken. De stukken in de Soerabaja Courant leverden hem geen geldelijk voordeel op, wel een gratis abonnement en eenmaal een revolver met vijftig patronen als geschenk. Hij had geen geld om de boete te betalen; er zouden daarom nog vijf weken tuchthuis gevolgd zijn als niet een groep aanhangers geld voor hem had ingezameld. Berooid en in slechte conditie bracht hij de laatste jaren van zijn leven als toko-houder door. Het is duidelijk dat Courier dit Dubekart, alias Brata Yoeda, en dd., alias m., geestverwanten waren. Dat blijkt onmiddellijk bij lezing van de Ideeën 1024 e.v. (vw vi, p. 313 e.v.). m. had de Feiten gelezen en schrijft hierover: ‘Wie de betekenis en strekking van den Havelaar begrypen wil, moet Brata Yoeda's “Feiten” lezen.’ (Idee 1024, vw vi, p. 314). In Idee 1030 schrijft hij aan Courier dit Debekart: ‘Uit uw boek Brata Yoeda, kunnen de Nederlanders als in 'n camera obscura te aanschouwen krygen: welken poel van vuil ze in bescherming namen, toen ze voor Duymaer van Twist en consorten party kozen tegen Max Havelaar!’ (vw vi, p. 327) Hij noemt het boek in Idee 1026 een ‘wáár boek’: ‘De schryver tast veel personen uit het officieel wereldje waarin-i zich bewoog, zeer fors aan. Hy legt hun 'n reeks van kwade praktyken te-last, die de gamme van 't boze vry volledig doorlopen, van dagelykse laagheidjes af, tot moord toe.’ (vw vi, p. 317) In het volgende Idee schrijft hij: ‘Arme domme naieve Brata Yoeda, welke boze geest blies u de zotheid in, de bemoeienis met die onschuldige dingen te verruilen voor... 'n handel in denkbeelden? In denkbeelden nogal, die niet kunnen aanlanden op de plek waar ze wezen moeten, zonder aanhoudend worstelen tegen den stroom der belang- | |
[pagina 64]
| |
zuchtige vooroordelen die ze te keer gaan?’ (vw vi, p. 320-321) In Idee 1029: ‘Keer terug tot uw vlotten, beste jongen! (...) Uw uitstapjen in de “Maatschappy” zal u geleerd hebben die tygers te bejegenen met iets als... achting. Wat my betreft, groet ze van me, en zeg dat ik heimwee voel naar hun wouden, en naar de eerlykheid van hun vyandschap.’ (vw vi, p. 326) De inhoud van het boek wordt door m. bewonderd, de literaire en stilistische kwaliteiten ervan stellen hem echter teleur. In Idee 1024 schrijft hij hierover: ‘Om de waarheid te zeggen, geloof ik dat de heer Dubekart niet zo mooi schryft als ik.’ (vw vi, p. 314). Toch moeten ook de stukken ‘die uit 'n letterkundig oogpunt als mislukt moeten worden beschouwd’ aanleiding geven ‘tot iets als lof’: ‘De komieke vermenging van boekerigheid en kanselary-jargon loopt op 'n verdienste uit, in de ogen van ieder die lezen kan. Deze fout namelyk is 'n bewys te meer voor de naiveteit des schryvers, en voor de waarheid van z'n werk, dat minder goed zou zyn als 't beter was.’ (voetnoot bij Idee 1029, vw vi, p. 326). Op 16 december 1872 raadt hij zijn uitgever G.L. Funke aan om in Indië een advertentie te plaatsen waarin melding gemaakt wordt van het feit dat m. in zijn laatste aflevering van de Ideeën de Feiten van Brata Yoeda behandelt. Wellicht zou Funke dan vijftig exemplaren van de Ideeën extra naar Indië kunnen sturen, want: ‘Let wel dat Brada Yoeda's boek in Indië 'n populair schandaal is’ (vw xv, p. 522). Aanvankelijk verwachtte m. dat de Feiten enige opschudding teweeg zou brengen in Nederland. In 1877 schrijft hij hierover echter in een noot bij Idee 1026 dat het boek maar door enkele kranten terloops besproken is en ‘onze edele Volksvertegenwoordiging’ heeft het geheel genegeerd. 't Was geen geldzaak!’ (vw vi, p. 384). Brata Yoeda en m. hebben nooit rechtstreeks contact met elkaar gehad. Zij kenden elkaar slechts vanuit hun geschriften. |
|