Boulet, Gustave Jules Alphonse-,
Semarang 1847 - Djokjakarta 1890, vanaf 29 april 1874 kommies 3e klasse bij de postdienst in Indië. Toen hij in 1876 met verlof in Europa was, schreef hij m. een brief, die deze op 5 april hartelijk beantwoordde. In deze brief vraagt m. zich af of hij Indië ooit terug zal zien:
‘Myn hart klopt warm voor 't schoone land waar ik 't eigenlyk leven intrad, waar ik m'n ziel voelde geboren worden. (...) Eerst in Indie ontwaakten m'n vermogens, m'n gedachten en m'n hart. Zal ik 't ooit weerzien? Zoolang daar de rooversvlag waait, zeker niet! Nu is 't wel zeker dat die vlag in betrekkelyk korten tyd zal neergehaald worden, maar wat kort is in de Geschiedenis, kan lang zyn in 't leven van 'n mensch, en ik ben al 56 jaren oud! Maar gy zyt jong genoeg om de verandering te beleven. Toch vrees ik dat die verandering niet ten-goede wezen zal! Indien men 't Hollandsch gezag verjaagt, vóór de stevige grondslagen van zelfregering gelegd zyn (waartoe grooter eensgezindheid in de oppositie vereischt wordt, dan er tot nog toe bestaat!) dan zie ik met schrik den tyd te-gemoet dat men den “hollandschen tyd” betreuren zal. Anarchie, heerschappy van Amerikaanse vrybuiters, van europees kanaille, zouden vreeselyke gevolgen hebben. Land en volk zyn te goed voor zoo'n proef. Insulinde is 'n prachtig paard waarop 'n dief zit. Dat men dien dief er afwerpt, is best. Maar men moet het niet doen voor men 't beest aan den teugel heeft (...) Sommigen meenen dat ik genoegen schep in vitten, razen & schelden. En 't is juist andersom. De bitterheid waartoe men my aanhoudend noodzaakt, doet me zéér!’ (vw xviii, p. 332-334)