Bergh van Eysinga-Elias, J. van den-,
geb. te Amsterdam in 1880, trouwde in 1906 met G.A. van den Bergh van Eysinga (predikant en bijzonder hoogleraar in Utrecht en als theoloog aanhanger van de radicale school, die de historiciteit van de Jezus-figuur ontkende). Zij was medeoprichter van de School voor Wijsbegeerte in Amersfoort en leidster van de Volksuniversiteit te Haarlem. In 1919 schreef zij de inleiding bij de bloemlezing Multatuli als denker en dichter; een keur uit zijn werken (1920), die samengesteld werd door een sub-commissie van het herdenkingscomité (J. van den Bergh van Eysinga-Elias, B. Damme, dr. H.C. Muller en prof. dr. Prinsen). Verder publiceerde zij de studie Multatuli, geïllustreerd naar oorspronkelijke afbeeldingen en portretten, in de serie ‘Onze groote schrijvers’ (dl. ii, Amsterdam, 1920). In bovengenoemde inleiding is zij uiterst lovend over m. als het gaat om zijn optreden, zijn schrijverschap en zijn ideeën, maar zij kan hem niet volgen in zijn strijd tegen het geloof.