Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdBayle, Pierre-,1647-1706, hoogleraar filosofie aan de protestantse hogeschool te Sedan, groot voorvechter van de gewetensvrijheid, volgeling van Descartes en medestander van Balthasar Bekker. Hij vluchtte om geloofsredenen uit Frankrijk. In 1681 werd hij docent wijsbegeerte en geschiedenis aan de Illustere School te Rotterdam waar hij het tijdschrift Nouvelles des lettres (1684-1687) uitgaf. In 1693 werd hij ontslagen, mede door toedoen van zijn fanatiek-calvinistische collega *Pierre Jurieu. Hij bleef te Rotterdam wonen. In zijn oeuvre neemt de Dictionnaire historique et critique (2 dln., Rotterdam, 1695-1697) een zeer belangrijke plaats in. In Idee 870 noemt m. dit werk en spreekt van ‘den zonderlingen maar beminnelyken Bayle’, die hij een groot geleerde acht (vw iv, p. 591). In een voetnoot uit 1871 voegt hij hieraan toe: ‘Pierre Bayle is minder bekend dan hy verdient. De grondige beschouwing van zyn arbeid, denkwyze en karakter, zou stof leveren tot een schoon werk, en vreemd licht werpen op den geest die voor tweehonderd jaar de Republiek der letteren beheerste. (...) Met vreugd zou ik die taak op my nemen, indien 't my gegund ware ongestoord te arbeiden. Maar dit is nu eenmaal zo niet. Gelukkige Bayle!’ (vw iv, p. 591) Aan P.A. Tiele schrijft hij in 1876 dat er geen ‘komieker voorbeeld’ van ‘boekenvereering’ bestaat dan bij Bayle (9 juli 1876, vw xviii, p. 410). Vele jaren later bengt m. dit werk van Bayle opnieuw ter sprake in een brief aan Marie Berdenis van Berlekom, waarin hij schrijft dat hij een van haar gekregen plaatje (‘Bertha’) tussen twee folianten van Bayle heeft gelegd ‘om er de krul uit te krygen’: ‘Ik gis dat ge dien zonderlingen (zeer geleerden!) schryver niet kent, en ik noem hem nu maar om daaraan de opmerking vastteknoopen hoe onsmakelyk “geleerdheid” is als ze zich bepaalt tot boekerig weten. Dit nl. is by Bayle in dubbelen zin 't geval. Niet aleen dat hy - zooals meer gebeurt - al z'n kennis uit boeken gehaald heeft, maar hy schynt ook te meenen, dat het boeken-maken hoofdzaak in de wereld is. Wien wat doet, stelt hy lager dan wien wat beschryft. Natuurlyk zegt hy dit niet uitdrukkelyk, maar overal straalt die verheffing van schryvery door. Nu, hy hééft dan ook wat geschreven! Dat er veel onnoodigs by is, spreekt van zelf! En... op 't oogenblik doet hy wat. Hy plet “Bertha”. Zoo zie je, hoe zelfs dorre geleerdheid - mits in zwaaren folioband - nuttig wezen kan.’ (10 december 1886, vw xxiii, p. 752) |
|