Assur,
zoon van Sem (Genesis 10:22), stichter van Ninevé, naar hem werd Assyrië vernoemd. In het Oude Testament is herhaaldelijk sprake van Assyrië als de vijand van het volk Israël. Daarnaar verwijst m. in de inleiding van de Woutergeschiedenis, wanneer hij vertelt hoe hij eens in zijn jeugdige onbedachtzaamheid een bril tekende op de neus van God:
‘Wat werd ik bleek bij 't horen der trompet, die eigenlyk maar zei: de diligence is aan, doch my in 't oor klonk als bazuin der kind'ren Assurs, die gy te hulp riept om dien bril te wreken’ (Idee 362, vw ii, p. 524).
In Idee 753 herinnert hij aan de nederlaag van de Assyriërs bij Jeruzalem (ii Koningen 19:35-37). Daar versloeg de ‘Engel des Heren’ in één nacht een leger van ‘vijf-en-tachtig duizend man’ onder aanvoering van de Assyrische koning Sanherib (vw iv, p. 476).