Arnold,
de eigenaar van het grote particuliere landgoed Tjileungsir. dd. vroeg er onderdak op zijn reis van Buitenzorg naar Poerwakarta (oktober 1845). Mevrouw Arnold was alleen thuis en weigerde hem daarom binnen te laten.
‘Ik was verontwaardigd. Ik liet Mevrouw groeten en zeide tot den Jongen dat ik eene boodschap aan den heer Arnold had, welke ik op den muur wilde schrijven.’ (brief aan Tine d.d. 7 oktober 1845, vw viii, p. 469)
Hij schreef toen het volgende gedicht op een van de pilaren:
‘O, zoek gastvrijheid eer bij Turk en Arabier/En roem de deugden niet, die in dit land eens blonken,/'k Liep zes en twintig paal van Buitenzorg tot hier,/Mij werd geen stoel gezet, geen dronk werd me ingeschonken.’ (vw viii, p. 470)
Op 13 december 1872 vertelde dd. dit verhaal aan Mimi, die het een dag later, met een gemutileerde versie van het gedicht, in haar dagboek noteerde (vw xv, p. 514 en 517).