Alva, Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van-,
1507-1582, Spaans veldheer en staatsman onder Karel v en Philips ii van Spanje, landvoogd der Nederlanden 1567-1573. Hij staat bekend als dwingeland bij uitstek, die zich in Nederland gevreesd en gehaat heeft gemaakt door zijn vervolging van de protestanten. Onder zijn bevel werd de Raad van Beroerten (de ‘Bloedraad’) ingesteld en werden er nieuwe belastingen geheven, de tiende, twintigste en honderdste penning genaamd.
In een noot bij Idee 84 uit 1872 (vw ii, p. 675) maakt m. melding van een tentoonstelling van oudheden en curiositeiten, die acht jaar daarvoor had plaatsgevonden in Amsterdam. Daar was een ledikant te bezichtigen waarop de hertog van Alva geslapen had. Tot zijn verbazing vermeldt de catalogus, in plaats van een opmerking over de door hem vermoorden, dat de ‘bloedhond’ daar had liggen peinzen ‘hoe hy zyn talryke schulden betalen zou’, m. noemt dit typerend voor de Nederlandse geest. Hij vervolgt:
‘De épicier (Fr. fig. droogstoppel) die dit schreef - daargelaten nu zyn zonderling yzingsmotief - schynt niet eens begrepen te hebben welk een vererend getuigenis hy aan den “bloedhond” uitreikte, die dan toch wel beschouwd geen “geldwolf” blykt geweest te zyn. Dat Alva ons land arm verliet, is waar. Ik noem dit, met het oog op de macht waarover hy beschikte, hoogst achtenswaardig.’ (vw ii, p. 675)
In een noot bij Idee 760 komt hij hierop terug, wanneer hij over de tachtigjarige oorlog schrijft:
‘Een van de minst-verachtelyke figuren uit dien zogenaamden vryheids-oorlog, is de Hertog van Alva. Hy was 'n trouw dienaar van z'n meester, 'n oprecht en overtuigd aanhanger van z'n meningen, en... hy verliet Nederland niet ryker dan-i gekomen was! Te Amsterdam liet-i zelfs schulden achter. De kapiteins-generaal uit het huis van Oranje werden schatryk.’ (vw iv, p. 697-698)
Wanneer hij in een brief aan Marie Berdenis van Berlekom ageert tegen de invoering van de leerplicht, stelt hij: ‘Alva zou zich lang bedacht hebben voor hy zoo'n maatregel zou hebben durven invoeren.’ (29 juni 1886, vw xxiii, p. 626).