Alfoeren,
bewoners van de binnenlanden van Celebes, ook wel gebruikt als verzamelnaam voor diverse volken en stammen in het oostelijk deel van Insulinde, de Molukken en de Aroe Eilanden. In noot 136 (1881) bij de Max Havelaar schrijft m.:
‘'t Woord aliforoe, alifoeroe, harifoeroe (alfoer) heeft in den Noordhoek van Celebes, in den gehelen Moluksen Archipel, en op Nieuw-Guinee, dezelfde betekenis, of althans die van bewoner der binnenlanden. 't Is dus eigenlyk geen volks- of stamnaam, gelyk door sommigen gemeend wordt, maar wordt - evenals 't woord Nederlander - dikwyls als zodanig gebruikt.’ (vw i, p. 355-356)
Verdet komen de Alfoeten tet sprake in een aantekening bij Idee 531, waarin m. schrijft:
‘Door my uit het veld te slaan, zou men het godsryk meer bevoordelen, dan door het dopen van duizenden en duizenden Alfoeren. Het jonge geslacht heeft er recht op, dat z'n voorgangers bewys geven van de levenskracht hunner stellingen.’ (vw iii, p. 438)