Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 134]
| |
[pagina 135]
| |
Wat zie-le verklikt waar ze vloog?
Wat zie-le verklikt waar ze vloog?
Nu fluks, maar voorzichtig, de kelken ter hand,
En luchtig en lustig omhoog!
De trouw houdt verbonden van broeders in stand,
Dees broederband haar in het oog.
Niets heilrijks en vruchtbaars werd ooit hier verricht,
Of 't is bij de vriendschap en de eendracht gesticht:
Aan 't hemelsche drietal dees' toog!
De kelken geleegd en de kelken gevuld,
En gulweg en eerlijk omhoog!
Geen onzer, die 't hart met geveinsdheid omhult.
Zijn binnenst verheelt in het oog.
Eer goten wij allen het glas in den vloed,
Dan vriendschap te huichlen met nijd in het bloed;
De valschheid vergiftigt den toog!
Nu dut niet alsof er geen wijnstok meer was,
De roemers der waarheid omhoog!
De druive, mijn broeders! verveelt van het glas
En straalt ons zoo lokkend in 't oog,
Als de edele gloed het kristal van de kelk
Doorvonkele oprechtheid de taal van ons elk,
Io, heiligt haar dezen toog!
|
|