Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 84]
| |
[pagina 85]
| |
Bij de la - cy's en bij de achjes,
Heeft het dierbaar ja-woord in!
Heeft het dierbaar jawoord in.
Meer ontsnapt dan uitgesproken,
Wordt er 't oog vaak bij geloken
Voor de rede en voor den plicht;
Als het in den roes der weelde,
Voor de zielen, die het streelde,
Een verbond voor 't leven sticht.
Naast die zaligheid des harten
Wassen nogtans kleine smarten;
Wee, dat ouderlijkbestel,
Dat voor vleitaal niet wil wijken,
En geen meegevoel laat blijken
Voor het dartel minnespel.
't Liefdehulkje kent zijn klippen,
Mal hij, die de hoop laat glippen;
't Moederhart vooral is week,
Al wie maar wist vol te houên,
't Koude 'neen' soms kon verdouwen,
Weet ook hoe dat ijs bezweek.
Beter onder de oudervleugels;
Dan met ongebonden teugels,
Of tersluiks met lief op 't pad;
Moeders jawoord eens verkregen,
Maakt de verdre liefdewegen,
Hoe oneffen - recht en glad.
Daarom meisjes, daarom knapen,
Wil je in rust de vreugde rapen
Van het suikerzoet der min -
Wie ge ook uw geheim ontvouwde,
Haalt mama eerst als vertrouwde
Van uw stille wenschen in.
Kan je 't bij papa niet klaren,
'k Wed zijn klachten en bezwaren
Worden door haar woord verstomd;
Lieve, wat je mocht besluiten,
Één verzoek! Houd mij er buiten,
Als mijn raad te sprake komt.
|
|