Mannetje windwijs
(1953)–Albert Kuyle–
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
![]() dag en nacht, mijn nest - je was zo warm en zacht, ik maak- te mij geen
zor gen. En
toen kwa - men mijn eit - tjes uit. De zon die scheen, de
| |
[pagina 9]
| |
![]() wind was Zuid. O 't was zo'n mooi - e mor - gen.
Declamatie
(Eerst kwamen roodje, blootje, prootje en toen mijn kleine triller-nootje) Ik
vloog de he - le lan - ge dag en zorg - de toch dat nie-mand zag, waar
| |
[pagina 10]
| |
![]() ik ze had ge - bor gen. Toen kwam de slech - te.
wre - de kat, 't was in de nacht, het gras was nat, Die heeft het zacht ge -
piep ge-hoord en al mijn kin-der-tjes vermoord. O 't werd zo'n droeve mor - gen.
|
|