Er kunnen Eereleden aan het Bestuur van het Thieme-fonds toegevoegd worden. Hun benoeming geschiedt door het Bestuur der Vereeniging.
Het Bestuur heeft de bevoegdheid voor elke beoordeeling eene commissie van drie of vijf personen in of buiten den boekhandel te benoemen, die de aan de beurt zijnde uitgeloofde premie toewijst.
De bekroning sub c Art. 3, wordt door het Bestuur overgelaten aan het Hoofdbestuur der Maatschappij van Nijverheid hier te lande, met opdracht die premie zoodanig te verdoelen dat jaarlijks, te beginnen met 1883, één leerling met f 50. - wordt bekroond.
Art. 6. De commissie van beoordeeling, samengesteld als in Art. 5 omschreven, kiest een Voorzitter uit haar midden, die de leden zoo dikwijls bijeenroept, als hij dit noodig acht of als door zijne medeleden gewenscht wordt.
De beslissing over de voorwerpen, door de Commissie te beoordeelen, geschiedt in de laatste helft der maand Juli.
De Commissie geeft vóór 1 Augustus der jaren in Art. 7 bedoeld, verslag van hare werkzaamheden aan het Bestuur.
Art. 7. Te beginnen op den dag der Algemeene Vergadering der Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels van 1881, en voorts elk jaar daarna op dienzelfden dag, maakt het Bestuur dier Vereeniging de leden der Vergadering bekend met de uitspraak der Commissie van beoordeeling of van het Hoofdbestuur der Maatschappij van Nijverheid, en zorgt dat de toegekende premie zoo mogelijk in deze zelfde vergadering, of anders in een buitengewone vergadering van het Bestuur, den bekroonde wordt aangeboden. Van deze uitspraak wordt vervolgens in het Orgaan der Vereeniging en in de meest daartoe geschikte bladen officieel kennis gegeven.
Art. 8. Het Bestuur is alléén verantwoordelijk aan de leden der meergenoemde Vereeniging wegens de uitvoering van dit reglement en de administratie der gelden van het Fonds; nimmer wegens de beoordeeling en de uitspraken tot bekroning.
Art. 9. Legaten en buitengewone giften voor het D.A. Thieme-fonds worden bij het kapitaal gevoegd.
Art. 10. Iedere negen jaren, en 't eerst in 1889, noodigt het Bestuur 10 personen, zooveel mogelijk uit de oprichters van het Fonds, uit, met wie het zich in Commissie vereenigt, om de werking van 't Fonds te beoordeelen, en wanneer dit noodig blijkt, voorstellen tot wijziging te doen aan de Algemeene Vergadering.