voegd die te bewerkstelligen en de daartoe vereischte stukken bij het Grootboek te teekenen en in te leveren, mits die teekening en inlevering door minstens drie leden van het Collegie geschieden.
Het Collegie van Commissarissen is bevoegd om door twee zijner leden telken verschijndage de renten bij het Grootboek te ontvangen en daarvoor te quiteeren; de alzoo ontvangen renten worden onmiddellijk aan den Commissaris-Penningmeester afgegeven.
Art. 6. Aanvragen om ondersteuning moeten geschieden schriftelijk en rechtstreeks aan Commissarissen.
Deze aanvragen moeten vergezeld gaan van opgave van naam, ouderdom en bijzondere omstandigheden.
Zij die reeds bijdragen ontvangen zijn verplicht, vóór of op 1o. Juli van ieder jaar, nieuwe aanvragen te doen, indien zij ook voor het volgend jaar wenschen in aanmerking te komen, ten einde uit de eventuëele aanvragen eene lijst te kunnen opmaken van de personen die in den loop van het volgende boekjaar ondersteuning zullen ontvangen.
Art. 7. Het bedrag en de lijst der uitkeeringen worden door Commissarissen bepaald.
Art. 8. Indien er geene uitkeeringen te doen zijn, of na de uitkeeringen een batig slot overblijft, zal dat tot rentebelegging bij het kapitaal van het Ondersteuningsfonds worden gevoegd.
Art. 9. Commissarissen worden op de Algemeene Vergadering der Vereeniging, uit de te Amsterdam wonende Leden, benoemd voorden tijd van drie jaren.
Zij regelen onderling hunne bijzondere betrekkingen.
De Penningmeester wordt door de Algemeene Vergadering der Vereeniging bij stemming aangewezen.
De aftredende Commissarissen zijn niet dadelijk herkiesbaar.
Art. 10. Jaarlijks zullen Commissarissen aan de Algemeene Vergadering der Vereeniging verantwoording doen van hunne handelingen, hunne rekening overleggen, en daarop goedkeuring vragen.
Art. 11. Aan Provinciale Correspondenten is opgedragen, Commissarissen inlichtingen te geven en hulp te verleenen, waar dit vereischt wordt.
Art. 12. Commissarissen hebben het recht ondersteuningen te weigeren of te schorsen, waar gedrag der ondersteuning-ontvangenden, of andere omstandigheden dit vorderen, behoudens de in Art. 10 genoemde verantwoording.