ballon, de photographie, het electrisch licht, al de wonderen der natuurkunde.
Denk aan de chloroform, het gipsverband, den oogspiegel, Lister's wondbehandeling.
Denk aan Faraday, Helmholtz, Darwin, Pasteur, en zooveel andere machten naar den geest.
Wie noemt de industriën, de volksbelangen, als met een tooverstaf door de wetenschap omgeschapen?
Wie volgt den natuurvorscher, waar hij het uitspansel verkent, de diepte der zee haar geheimen ontwringt, den bodem der aarde van haar wording laat spreken, de verborgenheden der schepping blootlegt, de wetten der krachten berekent?
Wie vat den draad der wisselingen in het maatschappelijk samenstel, in het verkeer en beheer der natiën, in dien doolhof van hervormingen, die het uiterlijk en innerlijk leven der menschen door kennis en kunst, door veranderde begrippen omtrent staat en kerk, door nieuwe verhoudingen en persoonlijke vervorming, heeft aangenomen?
Wie overziet de veranderde aarde en haar veranderde bewoners binnen deze korte span tijds van vijftig jaren?
Alles is nieuw geworden. Het oude heeft alleen zijn bestaan in de bladen der geschiedenis.
Tot die herschepping is het gedrukte blad een voornaam middel geweest.
Wat de wetenschap ontdekte, wat de praktijk aangreep, wat het hoofd bedacht en het gemoed verlangde, wat de wil begeerde en de hand volvoerde, wat staten en maatschappijen omwentelde ten goede en ten kwade, en millioenen stervelingen maakte tot kinderen van hun tijd, dat heeft de drukpers helpen doen, als een weg tot de vraag en een baan tot het antwoord.