Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2
(1887)–Arie Cornelis Kruseman– Auteursrecht onbekend
[pagina 400]
| |
Boeken-overzicht.Aan het hoofd van dit laatste overzicht achten wij ons verplicht, te waarschuwen tegen een voor de hand liggende gevolgtrekking. Wij dienen daartoe nogmaals in herinnering te brengen, dat deze overzichten niets anders ten doel hebben dan in een beknopt bestek een herhaling te geven van hetgeen in de boekenlijsten iets breeder opgenoemd was en alzoo een gemakkelijker oppervlakkigen blik te doen slaan op den gang der beweging in de onderscheiden richtingen van het geestelijk leven. En wel bepaald voor zooveel dit onzen boekhandel betrof. Onze bevoegdheid reikte niet verder; onze bekwaamheid nog minder. De man van studie raag daarom op onze opgaven-alleen niet al te veel bouwen. Onze keus ging uit van louter stoffelijke belangen: van uitgebreidheid, van prijs, van verkoopbaarheid, van handelswaarde. En vermits nu in den loop der jaren kostbare boeken al meer en meer plaats maakten voor goedkooper uitgaven, en grooter plannen gesplitst werden in onderdeelen of uitgevoerd in minder kostbaren vorm, zoo kromp het getal der eersten gaandeweg in en werd natuurlijk ook onze opgaaf kleiner, die eenigermate aan geldelijke prijzen zich gebonden had. Vroeger betaalde men gaarne een blijvend boek met 20. -, waarvoor men er thans tien van 2. - koopt; vroeger vond het boek zijn bestemming in een deftige bibliotheek en was het het weel- | |
[pagina 401]
| |
derig opgedischte voedsel voor geleerden en geletterden, thans is het tevreden met een veel bescheidener bergplaats en is het een dagelijksch brood voor alle beschaafden. Men verlieze dezen veranderden toestand, in betrekking tot onze betrouwbaarheid ten aanzien van den wetenschappelijken voor- of achteruitgang, niet uit het oog, evenmin als de herinnering, dat alle regels hun uitzonderingen hebben. In verband met den geest des tijds was ook in de laatste jaren het uitgeven van kleinere geschriften, en niet minder dat van volkstijdschriften, aanzienlijk toegenomen. Al wat de publieke belangstelling gaande maakte diende, al ware het maar voorloopig, zijn behandeling te vinden in gedrukte mededeelingen, ook buiten de alles opnemende dagbladpers om. Geen gebeurtenis van eenig maatschappelijk of wetenschappelijk gewicht deed zich voor, of het vond zijn bespreking en toelichting in den omvang van eenige weinige vellen druks. Zelfs de man van strenge studie vond zich soms genoopt niet te talmen met de openbaring van zijn gevoelen daar, waar het verspreiden van licht invloed kon oefenen op de oogenblikkelijke schatting van het algemeen. En zoo werd menig klein geschrift iets veel meer dan een vlugschrift, iets veel beters waard dan het vluchtig, ras vergeten bestaan van enkele dagen. Aangezien vooral de staatkundige en kerkelijke aangelegenheden van den dag steeds aanleiding gaven tot allerlei zulke geschriften van meer blijvende waarde, meenen wij deze gelegenheid te moeten waarnemen tot het mededeelen van een klacht, ons van buitenaf aangebracht, maar die zoo alleszins gegrond is, dat er ook hier wel een plaats voor mag worden ingeruimd. In de Economist van 1875 namelijk komt, onder het opschrift Onze brochures, de volgende opmerking, aan het adres van den boekhandel voor: ‘Een onzer medewerkers vestigt de aandacht op de ondoelmatige wijze van uitgifte onzer vaderlandsche brochures, in zeer | |
[pagina 402]
| |
verschillend formaat verschijnend, met gelen of vaalgrijzen omslag en meestal zonder rugtitel; daardoor wordt het bezit van veel brochures in een bibliotheek inderdaad lastig. Wij vereenigen ons geheel met deze grief, die wij reeds zoo vaak vernamen. De uitgevers moeten zich verplaatsen op het standpunt der verbruikers hunner artikelen, en zullen dan moeten erkennen dat die slappe, lange, dunne boekjes onaangenaam zijn op de boekplanken. Veel van hetgeen bij ons dagelijks uitkomt, behoort tot de brochure-literatuur. Wil men nu althans het beste daarvan in zijne verzameling opnemen, dan rangschikt men natuurlijk de onderwerpen bij elkaâr, als: belastingen, onderwijs, koloniale onderwerpen, credietwezen, enz. Maar dan moet men al dadelijk de daarvoor bestemde hoogte regelen naar het grootste formaat, en veel onnutte plaats gaat verloren. Daar nu ieder slechts een bepaalde ruimte voor zijn boekerij kan bestemmen, is het gevolg daarvan, dat men spoediger genoodzaakt wordt verderen aankoop te staken. Het zeer ongelijk formaat veroorzaakt dus veel leege vakken in de bibliotheken, 't geen doode ruimte blijft, dus ten nadeele des boekhandels. ‘Op het voordeel van omslagen met zeer sprekende en verschillende kleuren is mede reeds meermalen gewezen. Zooals thans de gebruikelijke kleur onzer brochures is, kan men in de aschgraauwe massa zonder rugtitels hoogst moeielijk zijn weg vinden. Wij blijven dus aanbevelen, even als wij reeds vroeger gedaan hebben: 1o. gelijkvormig, beknopt formaat, bijv. het kleinste octo. 2o. eenigzins stijven omslag, dat de boekjes althans kunnen staan, en zonder te plooien kunnen ingeschoven worden. 3o. schrille, sprekende kleuren voor de omslagen (ook liefst van glanzig papier, als minder stoffig), en voorts 4o. sine qua non: rugtitels. Onze boekverzamelingen zouden daardoor zeker winnen aan | |
[pagina 403]
| |
bergvermogen, bruikbaarheid en vroolijker aanzien. De uitgevers weten niet, hoe dikwijls de op bezichtiging gezonden brochures eenvoudig worden teruggezonden met de gedachte: ‘ik heb er toch maar last van op mijn boekenplanken’, en wij achten de vier genoemde punten inderdaad voor de Vereeniging van den boekhandel een grondige bespreking overwaardig. Zoo enkele voorname uitgevers zich eenige jaren aan die regels hielden, zoude het daardoor ondervonden gemak de overigen spoedig doen volgen.’ - Onze boekhandel neme dezen wijzen raad ter harte.
In aansluiting met de vorige overzichten gaan wij thans op de gewone wijs voort. Bij vergelijking met vorige tijdvakken, leverde de rechtsgeleerdheid veel minder groote werken gedurende 1870-79 op, dan in vorige jaren. Van werken in dit tijdperk gedrukt hadden voorshands die van Toelstra, Vroom en Feringa een 2e oplaag noodig; die van Cremers, Fruin, de Savornin Lohman, Bremer, Schreuder, van Oppen, Asser muntten in uitgebreidheid uit. Daarentegen handhaafde de staathuishoudkunde haar bloei en gaf de klimmende bemoeiing van het groote publiek met ons staatsbestuur, niet te vergeten onze koloniën, aan de periodieke en bijzondere persen vrijwat te doen. Als grootere werken wijzen wij op die van Albrecht, Posno, de Waal, Boudewijnse en v. Soest. In kostbaarheid en getal van rechts- en staatkundige werken staat dit tijdperk ver ten achter bij zijn voorgangers; in aantal van kleinere geschriften was er geen overvloediger. De geest van kritiek, die zich overal openbaarde, deed zich wellicht nog meer dan elders gelden op staatkundig terrein. De strijd van verschillende staatspartijen, waarin ook de kerk zich niet weinig weerde; de volksbewegingen, die daarvan het natuurlijk gevolg waren; de politieke bemoeizucht, door de uitbreiding der dagbladen opgewekt; de toestanden in onze over- | |
[pagina 404]
| |
zeesche bezittingen: dit een en ander, dat alles behalve op rust en vrede geleek, gaf in den boekhandel een bedrijvigheid en beweging, voor uitgevers en debitanten eer voor- dan nadeelig, en een gunstig tegenwicht voor het verlies van zooveel degelijker ondernemingen. Ook de genees- en heelkunde liet al minder en minder in werken van uitgebreidheid van zich hooren. Oorspronkelijke boeken werden alleen geleverd door Sänger, Coster, Opwyrda, Gori, Kerbert, Dozy, bij enkele kleinere geschriften van anderen. Vertalingen verschenen van Winckel, Goeury-Duvivier, Vierordt, West, Bamberger, Oppoltzer, Hebra, Kohn, Steiner, Ultzmann, Ziemsen, Niemeijer, Waitz, Langer, Büchner, Schweigger, om die van kleinere werkjes niet te noemen. Gezondheidsleer nam ook nu weder betrekkelijk veel grooter ruimte in dan geneeskunde. Opmerkelijk is het hoe dit vak van wetenschap, wat den boekhandel betreft, daalde. Tot de mogelijke oorzaken daarvan kan gerekend worden ten eerste, dat men de uitkomende boeken bij voorkeur las in de oorspronkelijke talen, en ten andere, dat de tijdschriften voor een groot deel de boeken verdrongen. Maar ook deze laatsten hadden, voor het minst hier te lande, op weinig uitzondering na, hun bestaan moeten opgeven; in dit tijdvak werd geen enkel algemeen wetenschappelijk tijdschrift hier opgericht. Omtrent hun gaandeweg verdwijnen verwijzen wij naar onze lijsten. Was door de veranderde toestanden in het onderwijs de natuurwetenschap gedurende het vorige tijdvak tot een zich verdringenden overvloed opgedreven, waarvan voor enkele al te gretige uitgevers de nadeelige gevolgen niet uitbleven, in dit laatste tijdperk toonde zij zich zeker niet zoo vruchtbaar, maar wel zooveel degelijker. Mannen als Darwin en Tyndall gingen voort met de verspreiding van hun onderzoekingen en lokten, vooral de eerstgenoemde, ter ondersteuning of bestrijding, velerlei pen- | |
[pagina 405]
| |
nen te wapen. In andere opzichten verrijkten Donders en Engelmann, Salverda, Enklaar, Otterloo en Degenhardt de oorspronkelijke literatuur der algemeene natuurkennis, en hielpen daartoe mede vertalingen van Rossmaesler, Stewart, Büchner, Jamin, Schoedler e.a. - Het prachtwerk Flora en Pomona 55. - en het Album A.C. van Eeden 30. - deden, wat kostbaarheid aangaat, eer aan de plantkunde, gelijk van kleiner omvang de werken van Suringar, van Riemsdijk, van Hall, Holkema, Coster, Treub, Witte, Huizinga, Hugo de Vries. - Coster en Opwyrda gaven een handleiding voor de pharmacopaea, en de scheikunde kreeg nieuwe krachten in Gunning, Koppeschaar, Franchimont, Haver Droeze en Enklaar, naast vertalingen van Sonnenschein, Fittig, Hager, Richter en Elsner. - Sterrekunde vond nieuwe schrijvers in pastoor Brinkman, van de Sande Bakhuyzen, Schlegel, Janse en Petit, en wiskunde in van Wageningen, Oskamp, Ninck Blok en Versluys. - Dierkunde bloeide in Snellen van Vollenhoven, Salverda, Ritzema Bos, Lubach, Cattie en Huizinga. - De zeevaartkunde bracht weinig voort; zij toonde zich veel minder dan vroeger; thans bijna alleen in Koning, van Alphen, van Mulken en Visser. - Burgerlijke en waterbouwkunde gaf nieuw leven in werken van Ritter, v. Grieken, Sipman, Stratingh Tresling, Smit, Schwatlo, Scheffelaar, Boersma, Gugel, Berghuis, Reuvens en Eland. Eindelijk werd ten behoeve der werktuigkunde menig goed boek geleverd door van Gendt, Grothe, v.d. Sande Bakhuyzen, Schouten, Hoorweg, bij vertalingen van Karmarsch, Wagner, Promnitz en Poiré. De Fransch-Duitsche oorlog en de rampzalige gebeurtenissen in Parijs, op welker gevolgen wij in het volgend hoofdstuk terugkomen, waren voor onzen boekhandel, wat de beweging op geschiedkundig terrein betreft, een veld van ruimen oogst. Was men door de gedruktheid des tijds over het algemeen schroomvallig om zich aan uitgebreide ondernemingen te wagen, de politieke en | |
[pagina 406]
| |
kerkelijke verwikkelingen door geheel de wereld heen trokken zooveel belangstelling en brachten zooveel pennen op het papier, dat de boekhandel in dit opzicht nooit zoo overvloedig geweest was als in de laatste jaren die wij behandelen. Omtrent den Fransch-Duitschen strijd en wat daarop volgde kwamen, met meer dan gewoon debiet, geïllustreerde werken en beschrijvingen uit van de Roo van Alderwerelt, Keller, Kepper, Huber, Bührmann, Snieders, Hahn, Rüstow, Wachenhusen, Erckmann Chatrian, Jahn, en menig naamloos. Ten Cate, van Lummel, Kohl, Bumüller, Chantrel, Jäger schreven algemeene geschiedenissen, naast de herdrukken van Gervinus, Schlosser en Weber. Fruin, Doorenbos, Vergers, Maarschalk, Vreede, Nijhoff, Kollewijn, Vorsterman van Oijen, Vreede, Havard, Thiers, Forster, d'Azeglio, de Amicis, Busch, Nöldeke, Spencer, gaven beschouwingen over tijdvakken, feiten en personen. - Op kerk-historisch gebied trekt het aandacht, dat de onderscheiden Nederlandsche bisdommen hun archieven gaan uitgeven. De katholieke historische literatuur breidt zich uit en vindt o.a. haar vertegenwoordigers in Schutjes, Krüger, Born, Habets. De oud-roomsche kerk wordt beschreven door B. Janssonius. De remonstrantsche broederschap door Tideman. Duker en v. Manen wijden zich aan de oudchristelijke letterkunde; Sepp, Schotel, ter Haar, Diest Lorgion, de Hoop Scheffer, Maronier, v. Slee, Heerspink, Acquoy, Rogge, Rovers en Oort behandelen tijdvakken en gebeurtenissen uit de geschiedenis der prot. kerk. Sluys en Hoofiën geven een geschiedenis der joden, en van da Costa's Israël en de Volken verschijnt een 2e druk. - De vaderlandsche historie beleeft haar bloeitijd. Strenge studiewerken en volks-geschriften dingen om den voorrang. Uitgevers en debitanten hebben volop werk. Het is alsof na de jongste oorlogen het nationale bewustzijn zich krachtiger wil doen gelden, en de herinnering, na 300 jaren, van onzen vrijheidsstrijd tegen Spanje roept den volksgeest wakker. | |
[pagina 407]
| |
Aan het gedenken dier roemrijke dagen danken wij naast herdrukken van Groen van Prinsterer en van v. Vloten, een prachtwerk als In Memoriam, en geïllustreerde en meer of min kostbare boeken van Hofdijk, Annie-Foore, Vergers, Andriessen, ten Cate. P.L. Muller en S. Muller Fz. - Nederlandsche plaatsbeschrijving en geschiedenis, die belangrijke bronnen voor een degelijker historiekennis, vinden haar beoefenaars in ter Gouw, de Geer, Sloet, Wybrands, de Voogt, d'Ablaing van Giessenburg, Hamaker, Obreen, Scheffer, v. Rootselaar, Dirks, Kalff, Allan, behalve in zooveel uitgaven van archiefstukken en kleinere monographiën. Mannen van historische beteekenis, als de van Haren's door van Vloten, Wtenbogaart door Rogge, Joh. de Witt door Geddes, Oldenbarneveld door Motley en door Groen v. Prinsterer, v.d. Spiegel door Vreede, Valckenaer door Sillem, Vondel door Alb. Thijm, Rembrandt door Vosmaer, Baud door Mijer, v.d. Capellen v.d. Poll door de Beaufort; voorts C. Huygens, Spinoza, Bilderdijk, da Costa, Datheen, de Witt, Thorbecke, Hogendorp, Rumphius, Leeuwenhoek, Blaeu en vele anderen worden weêr tot leven gebracht. De levensbeschrijving begint, bij het kritisch-historisch onderzoek in alle richtingen, een belangrijke plaats in te nemen. Jonckbloet, van Vloten en Moltzer geven literatuurhistoriën. De Bosch Kemper behandelt de geschiedenis der laatste dertig jaren; van v. Lennep's Noord-Nederland komt een 6e, van Nuyens' Vaderl. Geschiedenis een 2e druk uit. De O.-I. koloniën vinden haar geschiedvorschers in Meinsma, Perelaer, Gerlach. - De boekhandel had niet te klagen. Als een staaltje van leven op dit gebied kan dienen, dat in 1872, bij gelegenheid van de Aprilfeesten ter viering van de 25jarige regeering van koning Willem III en bij het bijna gelijktijdig herdenken van de 300jarige herinneringsdagen van de feiten uit den Spaanschen oorlog, een merkwaardige overvloed van kleine geschriften, het een al warmer dan het ander, van de pers vloog. J.L. Beijers gaf | |
[pagina 408]
| |
daarvan een afzonderlijke lijst uit, die ongeveer 500 titels bevat, meest kleinigheden, maar toch een teeken van opgewekte volksgezindheid, die te loven is. Ook de aardrijkskunde wint in beoefening veld. Het buitengewoon debiet aan het geïllustreerde werk De Aarde en haar Volken ten deel gevallen gaf aanleiding tot navolging, zoo als in Wood's Onbeschaafde Volken, Keller's Europa in al zijn heerlijkheid, Buys' De Wereld rond en v. Hellwald's De Werelddeelen; ook in Uit vreemde landen en Mededeelingen over Land- en Volkenkunde, de Tijdstroom enz. De Wandelingen door Nederland door Craandijk en Schipperus maken verdienden opgang. De reisverhalen van Keller, Cohen Stuart, Keyzer, Beijerman, van der Meij, de Amicis, Havard en zoo menig van kleiner omvang, vinden overvloedige koopers naar mate de lust tot reizen toeneemt en de belangstelling in de buitenwereld grooter wordt. Wetenschappelijker werken van Kan, L.P.C. v.d. Bergh, Posthumus, Kuyper, Witkamp, Dozy, worden naar verdiensten op prijs gesteld, en de leerboeken van v. Heusden, Kramers, Pütz, Krecke, Bos, Dornseiffen worden op nieuw herdrukt. Onze overzeesche bezittingen worden al meer en meer bekend gemaakt in de werken van Veth, van der Lith, Ritter, Hollander, van Campen, Kruyt en anderen. Werken over Ned. Oost- en West-Indië nemen al meer en meer toe, dank zij ook de medewerking van het Bataviaasch genootschap, de kon. natuurk. Vereeniging te Batavia, het kon. Instituut voor taal-, land- en volkenkunde van Ned. Indië en het Ned. aardrijksk, genootschap. - In den catalogus der afd. Nederlandsche koloniën van de Internationale koloniale tentoonstelling te Amsterdam in 1883 vindt men een uitvoerige bibliographie de koloniën betreffende. Atlassen en kaarten verschenen in overgroot aantal en van zeer verschillenden prijs Zij werden al meer en meer een merkwaardig handelsartikel. Als de voor den handel voornaamsten worden | |
[pagina 409]
| |
vermeld die van Huberts, Boersma, Jansen, Wilkens, Brugsma, Swart, Kan, Posthumus, Kuyper, Kruyder, Allan, Bos, Witkamp, Versteeg, Knottenbelt, van Lummel, Rijkens, Puls, Frijlink, en zooveel anderen zonder naam der vervaardigers uitgegeven bij de firma's vroeger vermeld. Men voege daarbij de nieuwe vindingen van blinde kaarten, spoorwegkaarten, kaartennetten, schetskaarten, stedekaarten, platte gronden, wandelkaarten, oorlogskaarten en wat dies meer zij. Op het terrein der theologie is nog wel altoos meer dan gewone beweging, maar toch merkbaar minder dan vroeger. De godsdienstwetenschap is een afzonderlijk deel der godgeleerdheid geworden. Onze vaderlandsche geleerden houden in dit opzicht den roem onzer akademiën staande; namen als die van Kuenen, Rauwenhoff, Tiele, Chantepie de la Saussaye, van Oosterzee, van Toorenenbergen, Sepp, Acquoy e.a. worden, ook in het buitenland, met hooge eer erkend. Maar de eigenlijke strijd tusschen de partijen op wetenschappelijk gebied heeft grootendeels opgehouden; ieder handhaaft meer zijn eigen richting dan dat hij die van een ander aanvalt, ten minste niet in gedrukte bladen; wel binnen de kerkmuren op den rumoerigen preekstoel. De kerkelijke behoefte begint veel meer over te hellen naar den behoudenden dan naar den modernen kant. Beide partijen, waar zij de drukpers te baat nemen, hebben kloeke en geleerde woordvoerders, wier werken zeer gezocht zijn. Van Oosterzee, Ch. de la Saussaye, Hoedemaker, van Toorenenbergen, Doedes, Brill, Valeton, Gunning, Kuyper aan de eene zijde, Kuenen, Scholten, Pierson, Straatman, Herderschee, Slotemaker, aan den anderen kant, geven achtbare boeken in het licht, naast menige gewichtige vertaling uit het buitenland, in onze lijsten vermeld. Veel opspraak en debiet maakte Ons Program van A. Kuyper, een boek van 15.25 (1879), dat de kerkelijke en staatkundige beginselen inhield van de zich baan brekende streng-orthodoxe Dordtsche partij. - | |
[pagina 410]
| |
Roomsch katholieke theologie toonde zich in werken van Jansen, Mulder, Marris, van der Horst, Baumstark, Torré. Onder de uitgekomen bijbels was Roelants' boek de Vier Evangeliën, met platen van Bida, een fraaie onderneming. Op het gebied van stichtelijke lektuur is een merkbare verandering gekomen. Al blijft het getal der tijdschriften ruim, toch is het in verhouding tot vroeger zichtbaar ingekrompen. De literatuur der nieuwere richting neemt jaarlijks af, terwijl die van den behoudenden en zuiver Dordtschen kant gedurig aanwint. Sinds de natuurwetenschappen op den voorgrond zijn getreden, en vooral sinds de wet op het middelbaar onderwijs van 1863 die wetenschappen onder alle beschaafde kringen heeft gebracht, heeft zich de invloed daarvan al sterker en sterker getoond. Een groot deel van het lezend publiek, het vrouwelijk niet uitgezonderd, kon zich niet langer tevreden stellen met de lichte, flauwe lektuur die vroeger schering en inslag was. Natuurstudie, wijsbegeerte, praktische moraal, werden onderwerpen van gesprek en overweging, veel meer dan tekst-beschouwingen en preeken. Het jonge Holland en het zich zoo noemende denkende publiek werden voor een groot deel van kerk en van godsdienstige boeken vervreemd. Daarentegen heroverde met nieuwe vooringenomenheid het oude geloof zijn rechten. Ook onder hen, die hulde brachten aan de natuurwetenschappen en die zelve met liefde beoefenden, waren er velen, steeds aangroeiend velen, die het bovennatuurlijke afscheidden van het onderzoekbare en terugkwamen tot de kerk met haar zich steeds uitbreidenden invloed. De hoogere en lagere standen ontmoetten elkander daarin; de middenstand kon zich bij de oude kerkleer en kerkmacht niet meer zoo aansluiten. Het feit openbaarde zich hoe langer hoe sterker, dat de moderne richting in de kerkelijke gemeente haar plaats moest ruimen en het onderspit delven tegenover het gezag. De behoudende en de anti-revolutionnaire ideeën wonnen jaarlijks meer veld: wel een zon- | |
[pagina 411]
| |
derling verschijnsel tegenover de uitdrijving van de afgescheidenen in 1835 en den tijdelijken opgang, dien de moderne richting twintig jaar geleden in den lande gemaakt had. - Dat dit verschijnsel zich wel allereerst in de boekenwereld vertoonde, ligt voor de hand. Het aantal rechtzinnige geschriften, en daaronder van de beste vaderlandsche en vreemde auteurs, nam dagelijks toe en vond te grooter debiet naar mate het meer schriftuurlijk van stijl was. Streng gereformeerde lektuur werd in deze tien jaren meer dan ooit gezocht. Het Nieuwsblad van den boekhandel bevat telkens advertentiën, meestal afkomstig uit kleinere plaatsen waar zich pas een boekverkooper had neêrgezet, om werken in commissie te ontvangen vooral van Comrie, Brakel, Smijtegelt, Owen, Love, van der Groe, Thomas, Boston, Bunyan, Calvijn, Hellenbroek, Costerus, Koelman, Vermeere, Lodenstein, van Niel, Schortinghuis, Miserus, en om daarentegen verschoond te blijven van alles wat den geest der nieuwe richting raakt. Tal van goedkoope stichtelijke boekjes worden gedrukt en verspreid door kleine firma's, die in den handel weinig of niet bekend zijn en die zich bij uitsluiting, zooals zij berichten, ‘op theologie toeleggen’. Boekskens, onder titels als dezen: ‘Roepstem van ouderen en jongeren, welker zielen meestens plotseling en zonder bewustzijn naar de ontzachgelijke eeuwigheid verhuisd zijn, à 15 cents, vinden aftrek bij duizenden. - De hoeveelheid stichtelijke boeken en boekjes bleef in dit tijdvak nagenoeg dezelfde, maar zij werd voor het groote meerendeel verplaatst naar een overwegenden kant. Als een merkwaardig staaltje van felle rechtzinnigheid, ook in betrekking tot den boekhandel, verdient vermelding een advertentie in de Nieuwe Groninger Caurant van 23 November 1878, waarbij aan een boekhandelaar, met naam genoemd, het avondmaal wordt ontzegd door den kerkeraad der Christelijk gereformeerde gemeente aldaar, waarvan hij lidmaat is, omdat hij niet openbaren wilde den naam van den schrijver eener brochure, het vorige jaar bij hem uitgekomen, ge- | |
[pagina 412]
| |
titeld: Een vrucht in twee jaren rijp nog niet gewild. Prijs 10 cent. Cobet, Naber, Woltjer, Francken, van Herwerden, handhaven de studie der oude klassieken. Onze eigene letterkunde groeit steeds aan in beoefenaren. Ons proza bloeit door de bekende namen van van Lennep, van Vloten, Lindo, Multatuli, M. de Vries, Nassau, Eelco Verwijs, Busken Huet, Knoppelhout, Potgieter, van Oosterzee, Hofdijk, Alb. Thijm, ten Kate, Vosmaer, en door nieuwe als die van Gram, van Nievelt, Gunning, Wolters, Rogge, Frijlink, Diest-Lorgion, Koopmans van Boekeren, Gunning, Gorter, de Veer, de Keyser, ten Brink, Brooshooft, Aart Admiraal, M. Kalff, Leopold, Jan Holland (Vitringa), Haverschmidt. Onze Hollandsche ‘zangberg’ - een der leelijkste gemeenwoorden die in onze taal een burgerrecht hebben verkregen - is op nieuw druk bevolkt, en een groot publiek, den boekhandel ten profijte, staat aan zijn voet met open ooren. Slaan wij een blik naar vijftig jaar vroeger terug, dan heeft er op het gebied der kunst, der kunst in 't algemeen, een groote hervorming plaats gegrepen. Schilderkunst, graveerkunst, tooneelkunst en evenzeer taalkunst, hebben gaandeweg machtige vorderingen gemaakt, ook in waardeering onder alle standen der maatschappij. Hoe men ook klagen moge over veel wat klachten verdient, ontegensprekelijk is het, dank zij het zooveel uitgebreid en veelzijdiger onderwijs onder alle standen, dat ons volk, te gelijk met alle andere volken, vooruit gegaan is in geestelijke beschaving en dientengevolge in levensgenot. De boekhandel bewijst het, en heeft er voor een deel de eer van, hoe teekenstift en graveernaald zich aan de letterkunde hebben aangesloten; hoe de drukkunst met strenger zorg wordt behartigd; hoe de smaak voor vormen fijner wordt; hoe de algemeene ontwikkeling en het gevoel voor het schoone zijn toegenomen; hoe in één woord het peil van kennis en kunst merkbaar gestegen is. Alle wetenschap, | |
[pagina 413]
| |
en een groot deel der beeldende kunst, uit zich door middel van den boekhandel, terwijl die handel te gelijk de blijken in handen heeft in hoever het publiek die uitingen weet te schatten en haar bevordert. Op het gebied der dichtkunst geeft ook dit tijdvak merkwaardige teekenen te zien. Terwijl in het begin van onze overzichten de letterkunde in een drift verkeerde van onderlinge ophemeling en bewierooking, een natuurlijk verschijnsel bij elke nationale wedergeboorte, waren in later tijd ijverzucht en een beter kunstgevoel wakker geworden en hadden deze aanleiding gegeven tot dien geest van kritiek, die nu sinds jaren bezig is al scherper en scherper met zijn wan te ziften en met zijn roede te tuchtigen. Vooral de dichters hadden wel beter geleerd dan dat zij gezalfden des hemels waren. Aan alle opschroeverij, aan alle onnatuur was onbarmhartig de oorlog verklaard, en zelfs de gevierdste naam kon niet ten schild strekken om pijnlijke slagen te keeren. De tijd van zuivering, de tijd van waarheid, de tijd van kunst-om-de-kunst was aangebroken, ten koste van zooveel gemoedelijks en droomerigs. Het liet zich berekenen, dat er weldra een tijd zou komen, die aan gansch andere eischen te voldoen zou hebben, dan waarmeê men zich tot heden toe tevreden had gesteld. Het was alsof dichters, uitgevers en publiek dit als bij voorgevoel begrepen. Men raakte eraan gewend, dat een auteur bij zijn leven zijn eigen kunstleven afsloot en zijn verzamelden of volledigen arbeid neêrleî in het archief van zijn tijd. Wat men alzoo deed met eigen werk, deed men natuurlijk met te meer gewetenszorg ten opzichte van vereerde voorgangers en meesters, en de uitgevers van hun zijde beijverden zich, om door beknoptheid van omvang en goedkoopheid van prijs deze kompleete werken zooveel mogelijk toegankelijk te maken voor de velen, die bewezen er belang in te stellen. Zoo kwam er alweder een goedkooper uitgaaf van Cats, van Vondel, van Bilderdijk, | |
[pagina 414]
| |
van van Alphen, van Tollens, van de Génestet, van Bogaers, van da Costa, van van Lennep, en zoo zamelden hun gedeeltelijke of kompleete dichtwerken bijeen: Beets, ten Kate, Heije, Goeverneur, ter Haar, de Bull, Schimmel, van Beers, als om daarmede te kennen te geven, dat zij het hunne gedaan hadden, maar natuurlijk altoos onder voorbehoud van daaraan toe te voegen wat zij nog zouden goedvinden in het vervolg te leveren. Wat dit laatste betreft, daarvan gaf ten Kate het bewijs door nog ettelijke dichtwerken, waaronder de prachtuitgaven De Jaargetijden, De Psalmen, Milton's Paradijs, Dante's Hel, Schiller's Lied van de Klok en Goethe's Faust, laatstgemelde vier met platen naar Doré en Liezen Mayer. Op vruchtbaarder dichter heeft ons land zelden roem mogen dragen. Ook in dit tijdvak werden buitenlandsche meesters meesterlijk in Hollandsche verzen vertolkt. Vooral Dante en Shakespeare waren de gehuldigden. Naast Hacke van Mijnden's keurige en weelderig uitgegeven vertaling van De Goddelijke Komedie - een werk, dat in deze jaren kompleet kwam en buiten den handel bleef - werden van ditzelfde reuzenwerk vertalingen bezorgd door Bohl, door ten Kate, door Kok en door Thoden van Velzen. Vijf vertalingen van Dante in een klein land als het onze! Al de drama's van Shakespeare werden overgebracht door Kok en aan een andere overbrenging werd begonnen door Burgersdijk, terwijl enkele daarenboven vertolkers vonden in Timme en Pekelharing, en Opzoomer van Shakespeare's Plays een Engelsche uitgaaf met noten bezorgde. Goethe, Schiller, Hamerling, Scheffel, Bodenstedt, vonden een nauwgezette overbrenging bij wijs van keurlezing. Zelfs Homerus' Ilias kreeg een klassiek-keurigen tolk in Vosmaer, die in denzelfden antieken dichtvorm zijn veelgelezen Londinias dichtte. Eigenaardige verschijningen waren voorts: vier drama's in de Hoogduitsche taal, van de hand van Mohr en Wallis (Mej. Opzoomer); de opgang, dien vrij kostbare geïllu- | |
[pagina 415]
| |
streerde uitgaven van de Génestet's gedichten en die van den Schoolmeester maakten, niettegenstaande van beide boeken reeds ettelijke en daaronder zeer goedkoope drukken bestonden; de dure dichterlijke plaatwerken, die even goed hun debiet vonden als dichtgedrukte en bescheiden uitgevoerde volksuitgaven, en de beweging ontstaan in de tooneelliteratuur, blijkbaar uit onderscheiden veelgelezen drama's en geleid door mannen als Schimmel, Alb. Thijm, J.N. van Hall en door de opgerichte tooneelschool. Al meer en meer sloten de Vlaamsche letterkundigen zich bij de onzen aan. Als jeugdige dichters op vaderlandschen bodem traden op Honigh, de Rop, Spoor, van Heyst, Reiger, Louise Stratenus, Marcellus Emants. Hetzelfde wat wij bij de dichters opmerkten was ook bij onze romanschrijvers het geval; het verzameld-uitgeven van hun werken in goedkoopen vorm had plaats ten opzichte van van Lennep, Schimmel, v. Limburg Brouwer (den vader), Cremer, den Ouden Heer Smits. De bijval, aan zulke minkostbare uitgaven te beurt gevallen, was aanleiding dat een aantal romans, die vroeger met belangstelling ontvangen waren, thans in een kleiner formaat op nieuw in den handel kwamen. Het wemelde van herdrukken, hetzij in de Guldens-editie, de Halve Guldenseditie, de Bibliotheek van oorspronkelijke schrijvers, hetzij afzonderlijk, en veelal in uitlokkende bandjes. Bepaald met dit doel werden op ongebonden auctiën kopijen aangekocht en op nieuw ter perse gelegd: goedkoope ondernemingen, wier kosten spoedig gedekt waren en die voor de verspreiding van onze vaderlandsche letterkunde zeer ten goede werkten. Het mag dan ook waarlijk wel getuigd worden, dat onze oorspronkelijke schrijvers hoe langer hoe meer gewaardeerd werden: een verblijdend feit in vergelijking van vroeger, toen er zeker geen land was, waar alle nieuw uitkomende Fransche en Engelsche romans zoo verslonden werden als bij ons, bij name in aanzienlijke kringen, terwijl onze eigen | |
[pagina 416]
| |
literatuur met schouder-ophalen werd voorbijgezien. Kwam er thans in het licht eenig nieuw werk van Mevr. Bosboom, van Cremer, van Schimmel, en die waren in dit tijdvak vele en uitstekende, dan konden zij er staat op maken, dat zij in bijna alle kringen tot de onderwerpen van het dagelijksche gesprek behoorden. Niet zoo vruchtbaar als deze drie, maar op hun eigen wijs even verdienstelijk en als zoodanig erkend, waren Keller, de Veer, ten Brink, Alb. Thijm, van Koetsveld en menig ander reeds vroeger vermeld. Opmerkelijk daarbij is, dat onze romantische letteroogst al meer en meer voor een groot deel begon te komen uit de pennen van vrouwen. Behalve Mevr. Bosboom, Mevr. van Calcar, Mevr. van Westrheene en enkele andere, wier werken tot de bekenden behooren, openbaren zich, onder eigen of schuilnamen, de talenten van Catharina van Rees, Francisca Gallé, Annie Foore (Mevr. IJzerman-Junius), Constantijn, Melati van Java (Mej. M. Sloot), Christine Muller (Mevr. van Walrée-Gobée), Agatha (Mej. de Goeje), Betsy Perk, Mina Kruseman, Cornélie Huygens, M. van Walcheren (Mej. van der Feen), Maria Mastenbroek, van Hasseld (Mej. Maclaine Pont), Louise Stratenus, en niet te vergeten bovenal A.S.C. Wallis (Mej. Opzoomer), die zich in 1877 met haar In dagen van strijd zulk een glansrijke baan opende. - Groote, uitgewerkte romans in twee of drie deelen werden veel schaarscher geleverd dan voorheen. Bij voorkeur bleek het jongere Holland zich op de novelle of maatschappelijke schetsen toe te leggen. Nieuwe auteurs gaven allerlei proeven en in grooten getale. En wanneer wij daarvan noemen de namen allereerst van v. Limburg Brouwer (den jongere), wiens Akbar, helaas, zijn éénige werk moest wezen, en voorts die van Huf van Buren, Gram, Dercksen, A. van den Amstel (J.C. Neumann), H.T. Chappuis, Swarth, Brunings, Wolters, Aart Admiraal, van Santen Kolff, Ising, Vitringa (die onder de namen van Jan Holland en | |
[pagina 417]
| |
J. van Oudere schreef), Andriessen, Assendelft de Coningh, Terburch (Esser), Justus van Maurik, Marc. Emants, Piet Vluchtig (Smit Kleine), Geertr. Carelsen (Mej Amy de Leeuw), Holda (Mevr. Clant v.d. Mijll-Piepers), Herfrieda (Mej. Bosscha), dan is dit reden genoeg van blijde hoop voor de toekomst. Vertalingen uit het Duitsch, Engelsch en Fransch zijn nog overvloediger dan vroeger. Wij lezen de romans van ongeveer 250 buitenlandsche auteurs, waarvan Duitschland ons de meesten bezorgt. Onder dezen zijn de meest gezochten: Marlitt, Mühlbach, Auerbach, Hackländer, Fr. Reuter, Scheffel, E. Polko, Gerstäcker, Sacher Masoch, Freytag, Eotvös, Hamerling, Ebers, Franzos, Brachvogel, Felix Dahn. Van de Engelschen nog altoos Dickens, G. Eliot, d'Israeli, Kingsley, Bulwer, Thackeray, B. Stowe, met nieuwen als Flor. Marryat, Ant. Trollope, Bret Harte, Robinson, Mulock, Montgomery, Alcott, Marshall, Ouida, Lynn Linton, Black, Marc Twain. Van de Franschen Erckmann-Chatrian, V. Hugo, Cherbuliez, Daudet, Droz, Malot, Feuillet, Jules Verne. Van de Italianen de Amicis en Farina. Van de Spanjaarden Castelar. Onze taalstudie toont zich in dit tijdperk op nieuw door tal van woordenboeken, waaronder die van Oostersche talen een merkwaardige plaats beslaan. Ook de oude talen worden bij den herbloei onzer gymnasiën meer in beoefening gebracht, terwijl het Nederlandsch in wetenschappelijk onderzoek steeds vooruitgaat. - Het gansche gebied van het onderwijs, hooger, middelbaar en lager, wekt, theoretisch en praktisch, ingespannen belangstelling, die zich toont in de oprichting van allerlei tijdschriften aan deze vakken gewijd. Geïllustreerde werken, even weelderig gedrukt als gebonden, zijn aan de orde van den dag. Nauwelijks is er in het buitenland een of ander plaatwerk verschenen, of onze uitgevers haasten zich, daarvan afgietsels machtig te worden en het in ge- | |
[pagina 418]
| |
bonden of ongebonden vertaling onzen landgenooten aan te bieden. Vooral uit Frankrijk werden die clichés gezocht, en onder dezen die van één kunstenaar bij voorkeur. Gustave Doré, een van de grootste en vruchtbaarste kunstenaars van de 19e eeuw, was een wonder van arbeidskracht. Van 1847 tot 1879 gingen er van hem telken jaar menigte van illustraties uit, hetzij geheel oorspronkelijk, hetzij naar aanleiding van klassieke letterkundige werken op onderscheiden gebied. Door de geniale opvatting en meesterlijke behandeling zijner teekeningen heeft hij invloed gehad op de kunst- en letterkundige ontwikkeling van de geheele beschaafde wereld. Zijn schetsen, door de voornaamste Fransche graveurs in hout gesneden, werden door clichés het eigendom van uitgevers in alle landen en gaven aanleiding tot verspreiding en vertaling van de verschillende boeken die door hem geïllustreerd werden. Van Taine's Voyage aux eaux des Pyrenées, 1855, verschenen 10 uitgaven in Frankrijk, 2 vertalingen in Engeland, 1 in Duitschland, 1 in Denemarken; Van Ségur's Contes de fées 6 in Frankrijk, 1 vertaling in Spanje; van Mayne Reid's L'habitation du désert 6 Fransche uitgaven, 3 vertalingen in Rusland, 1 in Engeland, 1 in Spanje; van Dante's Divina Comedia 3 Fransche uitgaven, 2 vertalingen in Holland, 2 in Spanje, 1 in Engeland, 1 in Amerika, 1 in Italië, 1 in Rusland, 1 in Zweden, 1 in Duitschland; van Aventures dn Baron de Munchhausen 3 Fransche uitgaven, 1 vertaling in Engeland, 1 in Amerika, 1 in Holland; van Chateaubriand's Atala 1 Fransche, 1 vertaling in Engeland, 1 in Amerika, 1 in Spanje, 1 in Portugal, 1 in Zweden; van Cervantes's Don Quichotte 2 Fransche vertalingen, 1 vertaling in Amerika, 1 in Engeland, 1 in Duitschland, 1 in Spanje, 1 in Portugal, 1 in Oostenrijk, 1 in Rusland; van den Bybel 1 Fransche uitgaaf, 1 in Amerika, 1 in Engeland, 2 in Duitschland, 1 in Spanje, 1 in Portugal, 1 in | |
[pagina 419]
| |
Rusland, 1 in Polen, 1 in Zweden, 1 in Hongarije, 1 in Holland; van Milton's Paradise lost 1 in Engeland, 1 vertaling in Holland; van Lafontaine's Fables 1 Fransche uitgaaf, 3 vertalingen in Amerika, 1 in Engeland, 1 in Duitschland, 1 in Rusland, 1 in Spanje, 1 in Holland; van Davillier's L'Espagne 1 Fransche uitgaaf, 1 vertaling in Engeland, 1 in Amerika, 1 in Duitschland, 1 in Rusland, 1 in Spanje, 1 in Portugal, 1 in Denemarken; van Michaud's Histoire des Croisades 1 Fransche uitgaaf, 1 vertaling in Spanje, 1 in Amerika, 1 in Duitschland, 1 in Portugal, 1 in Holland; van Ariosto's Rolando furioso 1 Fransche vertaling, 1 in Engeland, 1 in Duitschland, 1 in Spanje, 1 in Portugal. - Behalve deze illustreerde Doré nog een menigte andere werken. Noemen wij bij uitzondering dezen vreemdeling in het overzicht van onzen vaderlandschen handel, wij meenden dit een plicht van erkentelijkheid te zijn, aangezien onze boekhandel aan het talent van Gustave Doré buitengewoon veel verschuldigd is. De buitenlandsche boeken door hem geïllustreerd vonden bij ons grooten aftrek en brachten in den debiethandel een aanzienlijk kapitaal; de clichés zijner gravuren gaven onzen uitgevers menige voordeelige onderneming aan de hand, en het voorbeeld zijner vertolking van tekst in beeld werkte zoo verlokkend op de navolging van onze eigen kunstenaars en op de veredeling van den smaak van ons publiek, dat Doré ook voor Holland een man van beteekenis genoemd mag worden. Wat uitgaven op kunstterrein aangaat, waren wij nooit zoo overvloedig als in den jongeren tijd. De nieuwe vindingen of toepassingen der photographie, der oleographie, der houtsnij- en der etskunst gaven daar als van zelf aanleiding toe. Meesterstukken onzer oudere en nieuwere school worden op verschillende wijzen vermenigvuldigd. Het groote publiek komt tot kennis van een menigte kunstzaken, die vroeger zijn belangstelling voorbijgin- | |
[pagina 420]
| |
gen. Het wordt een mode, over kunst en zelfs over kunstschool en kunststijl te spreken, en al is het algemeene kunstbegrip nog zeer sober, de kunstliefde neemt gaandeweg toe. In de salons der welgegoeden liggen buiten- en binnenlandsche kunstalbums; een groot deel van het gezelschapsonderhoud is in den regel aan het bezien en bespreken van zulke werken gewijd. Aan de wanden der vertrekken prijken keurige gravures en etsen, en in de huizen der minder bedeelden pronken de veelkleurige oleographiën, als premiën op werken bij inteekening bemachtigd. Zeker kan gezegd worden, dat de kunst op nieuw is opgetreden in het algemeene leven. Uitmuntende vertolkingen dankt dit tijdvak aan graveerstift en lichtdruk, maar bovenal aan de etsnaald van Unger, die in Sijthoff en de firma BuffaGa naar voetnoot1 uitgevers vond zijner waardig.
Een Engelsche teekenares, Kate Greenaway, deed op het gebied van kinderprentjes een ware uitvinding. Haar figuurtjes, haar groepjes, haar karakteristieke en geestige schetsen, maakten op eenmaal zulk een opgang, dat niet alleen een stroom van kinder- | |
[pagina 421]
| |
boekjes, maar allerlei voorwerpen van kunst en smaak met teekeningen à la Kate Greenaway versierd werden. Het was geen zeldzaamheid, dat dergelijke boekjes in Engeland een debiet van duizenden bij duizenden vonden. Geen wonder, dat zij ook hier te lande, gelijk over de heele wereld, nagevolgd werden. Zij gaven evenwel aanleiding tot nog iets anders. Twee lithographische inrichtingen, die van Emrik & Binger en die van van Leer, beiden te Haarlem gevestigd, legden zich erop toe om naar oorspronkelijke schetsteekeningen, die haar uit Engeland of Frankrijk toegezonden werden, chromo-lithographiën te maken, die beter en goedkooper waren, dan ze ergens elders konden vervaardigd worden. Bij het aannemen van dergelijk werk bedongen zij de voorwaarde, dat zij het recht zouden hebben, diezelfde platen, met vertaalden tekst, ook te verkoopen in het buitenland; en zoo werd langzamerhand Haarlem de stapelplaats, waar kinder-prenteboekjes geleverd werden voor Engeland, Frankrijk, Italië, Rusland, Polen en Amerika. Volkomen daarop ingericht door bekwame, handige teekenaars, kundige kleurmengers en voorzichtige drukkers, werden deze steendrukkerijen letterlijk fabrieken van allerlei keurige kinder-prenteboekjes, waarbij evenzeer de steendrukkerijen van Amand en Tresling te Amsterdam en die van Trap te Leiden melding verdienen En zoo gaven deze dan ook weêr als van zelf aanleiding, dat firma's als Sijthoff, G.B. van Goor Zonen, Leendertz, de Haan, J.M. Schalekamp, D. Noothoven van Goor, IJkema, Campagne, aangemoedigd werden geheele reeksen van | |
[pagina 422]
| |
kinderboekjes uit te geven, die doorgaans een gretig vertier vonden. Jaarlijks kwam hier een honderdtal kinderwerkjes uit, terwijl dit vroeger, twintig of dertig jaar geleden, maar een vierde gedeelte daarvan bedroeg. Vroegere schrijvers als v. Charante, v. Koetsveld, Keller, ten Kate, bleven hun pen den kinderen toewijden. Goeverneur was onuitputtelijk in steeds nieuwe en voortreffelijke vers- en prozabundeltjesGa naar voetnoot1; Koopmans van Boekeren, Gerdes, Agatha gaven boekje op boekje, en de verdienstelijke Andriessen hield niet op de kinderbibliotheek te verrijken met altoos nieuwe en frissche vaderlandsche vertellingen. Ook andere schrijvers kwamen op de baan, en de geschriften van Degenhardt, de Rop, Linschoten, van Lummel, van Leent, Spoor, Vergers, Parson, Louwerse, Overbeek, Gram, Duisdeiker, maakten welverdienden opgang. Niet te vergeten Heije's voortreffelijke kinderliederen. Uit den vreemde bleven nog altoos de verhalen van Gerstäcker, Dielitz, Macé, Schmid, Nieritz en Hoffmann zeer gewild. Van de drie laatstgenoemden verschenen nieuwe kompleete herdrukken en van Schmid's De Kersavond afzonderlijk de 10e oplaag. Aimard bleef altoosdoor nieuwe reis- en jachtverhalen leveren, en evenals vroe- | |
[pagina 423]
| |
ger van Marryat en Cooper werden nu romans van Bulwer en Dickens en Walter Scott tot lektuur voor jongelieden omgeschapen. Maar bovenal trokken de uitnemende werkjes van Jules Verne de aandacht, die de laatste vindingen der natuurkundige wetenschappen in allerboeiendsten vorm wist meê te deelen. Zijn Onderzeesche reis, Tochten over den Oceaan, Avonturen van drie Ruseen, Rondom de Wereld e.a. waren weldra stukgelezen jongensboeken. - De meeste kinderwerkjes verschijnen thans of in sterk gekleurde sierlijke omslagen, of in bandjes, rijk verguld, die al meer en meer wedijveren in netheid en smaak. Lithographie, binderij en boekhandel beleven een gouden tijd van handel in kinderlektuur. Het tijdschrift Voor 't jonge Volkje, in 1876 door Joh. IJkema of het touw gezet, geniet een welverdienden opgang. Aan het einde van dit korte overzicht mogen wij niet nalaten een opmerking meê te deelen, die wij aan een onzer vrienden, den in het vak van kinderboekjes zeer ervaren uitgever J. de Haan, te danken hebben. Zijn bedenking, dat, niettegenstaande den schijnbaren bloei, deze tak van handel voor de toekomst met eenig verval bedreigd wordt, achten wij alles behalve zonder grond en wel een waarschuwing waard. In de jongste fabriekmatige voorziening van onze markt schuilt een groote maat van achteruitgang wat het gehalte van kinderboekjes betreft. Terwijl vroeger onze voornaamste uitgevers in dit vak, zooals Beijerinck, Frijlink, ten Brink & de Vries, Fuhri, Tielkemeijer, H.J. van Kesteren, Leendertz, G. Th. Bom, Brinkman en de Haan zelf, zich met alle nauwgezetheid erop toelegden om oorspronkelijk en tekst en oorspronkelijke prentjes te geven en daartoe de hulp zochten van onze beste vaderlandsche schrijvers en dichters, is het van lieverlede een jacht geworden op buitenlandsch werk, dat, vaak zonder oordeel of overweging, alleen voordeelshalve op onzen bodem wordt overgebracht. Bij de | |
[pagina 424]
| |
fabriekmatige mededinging en de daarmeê gepaard gaande verlaging in prijs, wordt het voor den degelijken uitgever zelfs onmogelijk, groote kosten te wagen aan echt-Hollandsche uitgaven voor de jeugd. Wat leesboekjes betreft kregen in den laatsten tijd de vertalingen van Aimard, Verne en de omgewerkte romans van buitenlandsche auteurs verreweg de overhand; wat prenteboekjes aangaat worden onze kleinen vermaakt met grappen aan Engeland en Duitschland ontleend. En al is nu overal de kinderwereld vrijwel hetzelfde, toch mag de aankweeking van een eigen nationaal bewustzijn bij de jeugd niet uit het oog verloren worden. Daartoe strekken kinderboeken wel in de eerste plaats, evenals zij tot het tegendeel verleiden. De vloed van het vreemde dreigt het vaderlandsch werk weg te stroomen. Onze Hollandsche toestanden, onze Hollandsche geschiedenis, door Andriessen e.a. nog zoo kort geleden zoo meesterlijk behandeld, loopen gevaar verdrongen te worden door prikkelende lektuur uit het buitenland; onze oude voorstellingen van eigen kinderkamer en huisgezin worden vervangen door opgepronkte groepen en karikaturen uit den vreemde. Zucht naar kleur en klatergoud krijgen den boventoon over eenvoud en smaak, en de ernstige vraag rijst, of onze volksopvoeding geen schade gaat lijden bij een betrekkelijken bloei van dezen handel. Al geldt het hier een zaak van schijnbaar zoo ondergeschikt belang, toch worde het hier op nieuw den uitgever op het hart gebonden, hoe hij ook in dit opzicht bij het drijven van zijn beroep de gewichtige plaats in het oog houde, die hij ten voor- of ten nadeele van zijn volk en vaderland inneemt. |
|