Een kangoeroemoeder was er met haar kinderen op uitgetrokken om voedsel te zoeken, maar wat voor een moeite zij ook deed, zij vond niets. Daar zag zij in de verte iets in de zon glinsteren, dat er uitzag als een bosje malsch gras en met groote sprongen ging de kangoeroe er heen. Maar bij het bosje aangekomen bemerkte ze, dat het geen gras was maar een stekelvarken.
De kangoeroe was erg teleurgesteld en schold het stekelvarken uit, en zeide dat dit hem voor den gek gehouden had.
Maar het stekelvarken zeide:
‘Hoe kunt ge zoo spreken, niet ik heb U bedrogen, maar gijzelf hebt U iets voorgespiegeld, dat er niet was.’