Woord vooraf
Wie een boek schrijft over de jodenvervolging heeft veel uit te leggen. Wanneer ik de afgelopen jaren vertelde waar ik mee bezig was, vroeg menigeen verbaasd en nieuwsgierig hoe ik tot dit onderwerp gekomen was. Vervolgens voelden mensen die de oorlog min of meer bewust hebben meegemaakt zich vrijwel altijd geroepen mij deelgenoot te maken van hun herinneringen aan de oorlogsjaren. Leeftijdgenoten - ik werd geboren in 1955 - reageerden opvallend vaak ongeduldig of zelfs geprikkeld. Sommigen van hen legden me uit dat ook niet-joden geleden hebben onder de oorlog. Anderen meenden dat er inmiddels wel genoeg over het lot van de joden was geschreven.
Nu krijgt elke contemporain historicus te maken met uitgesproken meningen en opvattingen van tijdgenoten. Maar het lijkt me duidelijk dat het onderwerp van dit boek uitzonderlijke reacties teweegbrengt. Wat Bram de Swaan in 1965 opmerkte over de respons op Pressers Ondergang, geldt kennelijk nog steeds en ook voor mijn boek: de mensen zitten er erg mee. Dit verklaart misschien dat mij behalve naar mijn motivatie verder nauwelijks iets werd gevraagd.
Mijn belangstelling voor de nasleep van de jodenvervolging dateert uit mijn studietijd. In 1987 schreef ik een doctoraalscriptie over de repatriëring van Nederlandse overlevenden uit de Duitse concentratiekampen. Nadien ben ik me blijven verdiepen in de gevolgen van de perfect georganiseerde massamoord, vooral op het leven en denken van de overlevenden. De vraag die mij bezighield was hoe zij - en niet alleen zij - zich ooit nog thuis konden voelen in een wereld, waarin bijna zes miljoen joden werden vermoord omdat de nationaal-socialisten die wereld niet langer met hen wilden delen. Gecombineerd met mijn interesse voor historiografie leidde dit uiteindelijk tot de vraagstelling voor dit boek.
Mede dankzij de hulp van tal van personen en instellingen is het er ook werkelijk gekomen. Wijlen Jaap le Poole stond met zijn niet-aflatende betrokkenheid en behulpzaamheid aan de wieg van het project. Dankzij zijn bemiddeling kon ik bij de Stichting Fonds Familie Van