Ram en de to-ve-naar
(2012)–Ismene Krishnadath– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
nana roept ram: ga je mee? waar na-na, waar naar-toe? naar de stad, ram. we gaan naar het plein. bij de wa-ter-kant, na-na? ja ram, daar in de buurt. dat plein met stand-beel-den in het gras on-der de bo-men. het plein bij het pa-leis van de pre-si-dent. | |
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
kijk, een man met een lang hemd en een wij-de, ge-le broek. hij heeft veel kra-len om zijn hals en een o-ran-je ring om zijn pink. er is een kaart in uw broek-zak, zegt de man tegen na-na. ik speel geen kaart, zegt na-na. toch wel, lacht de man. na-na vraagt: hoe kan dat? hij heeft een har-ten-aas in zijn zak. | |
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
er ko-men steeds meer men-sen. de man geeft ram een le-pel. de ij-ze-ren steel is hard en recht. de man kijkt strak er-naar. het is on-ge-loof-lijk! de lepel buigt van-zelf krom. ram vraagt: hoe word ik to-ve-naar? kom mee naar in-di-a. dan kan je het le-ren. | |
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
hij moet naar school, zegt na-na. de to-ve-naar gooit een doek over ram. a-djie, ba-djie, dja-djie kla-roen, kron-to, koen-doe wat praat je, roept na-na boos. hij trekt de doek weg. ram is ver-dwe-nen! ie-kie, tie-kie, ta-kie, toom ram zit in de boom. | |
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
ram klimt naar be-ne-den, uit de ma-ho-nie-boom, aan de rand van het plein. al-les is goed met me, hoor. de to-ve-naar gaat zit-ten op een pa-pa-ja, een rie-ten mat. lang-zaam zweeft hij weg o-ver het plein naar de ri-vier. daag, daag, roept ram. als ik groot ben, ga ik naar in-di-a. | |
[pagina 11]
| |
|