Les 35 Te klein om te helpen?
Jessie en Rekha zijn vriendinnen en wonen in dezelfde straat. Hun ouders zijn goed met elkaar bevriend. De twee gezinnen doen veel leuke dingen samen.
De ouders hebben goede banen en kunnen mooi speelgoed voor hun kinderen kopen.
De meisjes weten dat ze het goed hebben.
De meeste kinderen van de buurt hebben geen speelgoed.
Ze vliegeren met zelfgemaakte vliegers. Ze dragen een versleten uniform naar school.
Jessie en Rekha vinden dit zielig, maar ze zijn klein. Wat kunnen zij doen?
Het is eind november en Rekha is binnenkort jarig. Dan wordt ze bigi yari, tien jaar.
Haar áji, de moeder van haar vader, heeft haar een groot feest beloofd.
Áji en ájá hebben een autobedrijf. Rekha zit met Jessie op balkon.
Ze praten over de verjaardag. Rekha wil een tourbus en een grote taart.
Plotseling horen ze gehuil op het aangrenzende erf. Vlug rennen ze naar de schutting.
Tussen de ruitjes van de figuurstenen zien ze Kamla. Kamla is het buurmeisje van Rekha.
Ze zit op dezelfde school als de meisjes, maar een klas lager.
Ze zit op haar hurken bij de erfkraan. Bij haar voeten ligt een pot, waar ongekookte rijst uitloopt. Zo te zien, is de pot uit haar handen gevallen. Snikkend probeert het meisje de rijst te redden, maar steeds pakt ze een handvol zand mee.
‘Hé, gaat het?’, roept Rekha.
Kamla vliegt overeind, kijkt naar de rijst op de grond en begint weer te huilen.
‘Nee, het gaat niet. We hebben al weinig rijst en dan heb ik nu dat laatste beetje laten vallen. Ik wilde mijn moeder helpen om alvast de rijst te wassen en kijk wat er nu gebeurt!’, snikt ze.
‘Wacht, we komen!’, roept Jessie.
Ze fluistert Rekha snel iets in de oren. Rekha's ogen beginnen te glinsteren.
‘Ja!’