Les 44 De nacht
Het is nacht en de meeste mensen zijn in bed.
Vannacht laat de maan zich niet zien.
Het is het heel donker en stil op straat.
De huizen zijn net zwarte schaduwen.
Alleen bij de lantaarnpaal schijnt er licht.
Soe Wen en haar zus Tirza slapen.
Ook in het huis van tante Virgien slaapt iedereen.
Fer is vroeg naar bed gegaan.
Al snel kwam de slaap. Hij moest gapen.
Daarna vielen zijn ogen dicht.
In het huis van Arjan snurkt opa luid.
Hij slaapt met zijn mond open.
Oma heeft dopjes in haar oren.
Zo heeft ze geen last van het gesnurk.
Er zijn ook mensen die niet slapen.
De tante van Seri is verpleegster.
Zij is in de nachtdienst.
Ze let op de zieken in het hospitaal.
De vader van Bert is wachter bij een school.
Hij loopt rond met zijn lamp en let op dat er geen dieven komen.