Zijn eerste klant was een stokoud mannetje met een kaal hoofd en een gezicht, zo gerimpeld als de bast van een droge kokosnoot. Voorzichtig schuifelde hij naar Kwame's karretje.
Kwame schaafde een mooie beker vol ijs en schonk er een flinke teug stroop op. ‘Alstublieft. Gratis, want u bent mijn eerste klant.’
‘Dat is aardig van je,’ glimlachte de man.
‘Ja, vanaf vandaag verkoop ik schaafijs en ik ga er veel geld mee verdienen. Ik word zo rijk dat mijn hele familie in een groot huis kan wonen,’ zei Kwame trots.
‘Dan kan je me beter laten betalen.’
‘Nee, nee,’ zei Kwame, ‘mijn eerste klant moet een heel bijzondere behandeling krijgen.’ En hij voegde eraan toe: ‘U mag altijd gratis ijs bij mij komen halen.’
‘Mi boy, je bent veel te goed voor deze wereld. Laat mij je ook een cadeau geven.’
Plotseling had hij een groene fles met een glanzende, bolle buik in zijn hand. ‘Boy, teki, neem.’