Bloemen-sprookjes(1903)–Ernst Kreidolf– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] De bruiloftspartij van heer Monnikskap. Heer Monnikskap geeft een bruiloftspartij Aan vrienden en van verwanten. Zijn broeders en zusters zijn allen er bij Ook neven en nichten en tanten. Heer Monnikskap met zijn lieve vrouw Die weten hen vriendlijk te ontvangen. Zij reikt hun een kelk vol honigdauw. Hij spreekt van zijn hartlijk verlangen. De gasten zijn voorlijk; het weder is zacht. Heer Leeuwenbek met juffrouw Rooze Die komen zoo juist. Tante Bilzenkruid lacht: ‘Neef Vingerhoedskruid, in hoe 'n pooze’ ‘Heb 'k jou niet gezin!’ Oom Aaronskelk biedt Zijn hand hem. De Berb'risfamielje Begroet heel beleefd mijnheer Hulst, zoo je ziet. Wel, 'k wed zoo'n gezelschap beviel je. De dames Viool zijn wat moe. ‘Wel juffrouw,’ Zegt Salie, ‘hoe lijkt u dit bloempje?’ ‘“Ik vind het heel mooi; maar ik houd niet van blauw”’ Nu vraagt Maagdepalm om een roempje. ‘Bevalt u dit beter?’ ‘“Och, weet u mijnheer,”’ ‘“De blaadjes zijn mij wel wat kleintjes;”’ ‘“Ook glimmen ze zoo.” “Maar juffrouw, op mijn eer, Juist daarom noem ik ze zoo fijntjes!”’ Nu schalt de muziek, en het bruidspaar verschijnt: Tra, tra! onder luide fanfare. De gasten zijn vroolijk, het zonnetje schijnt, En lang blijft bijeen nog de schare. [pagina 37] [p. 37] [pagina 38] [p. 38] [pagina 39] [p. 39] [pagina 40] [p. 40] Vorige Volgende