succes heeft de vereniging wel gehad. Zij heeft
een zekere documentatie verzameld en bevordert op integere wijze nader
onderzoek. Ook werd in 1996 op het terrein van het Nationaal Oorlogs- en
Verzetsmuseum te Overloon een gedenkteken geplaatst voor degenen die als gevolg
van de arbeidsinzet in Duitsland te gronde waren gegaan. Massale belangstelling
trok de vereniging echter niet, en een object van nationale discussie is het lot
van de voor arbeidsdienst in Duitsland geronselde of gedeporteerde Nederlanders
nooit geworden. Onbegrijpelijk is dat niet. Er was, ten eerste, zo'n enorme
verscheidenheid aan redenen waarom zij naar Duitsland werden vervoerd, zij
werden, ten tweede, op zoveel verschillende plaatsen en in zoveel verschillende
beroepen ingezet en zij dienden soms slechts zo kort dat het moeilijk was hen
als een groep voor te stellen. Wat had de Nederlandse fabrieksarbeider in het
brandende Berlijn gemeen met de tuinier ergens op het platteland, de liftboy in
Baden-Baden, de kelner in de vrijwel ongeschonden gebleven hospitaalstad
Heidelberg? Maar vooral, zij hadden zich -goed, onder dwang, maar toch... -
laten gebruiken als arbeidskrachten die in Duitsland zelf, hoe slecht en
lusteloos ook, de functies vervulden welke de aan de fronten vechtende Duitse
mannen hadden moeten verlaten. Zodoende is men er wel in geslaagd de term
‘dwangarbeider’ ingang te doen vinden, van ‘eerherstel’ en erkenning is nog niet
veel terechtgekomen.
Met alle respect voor de betrokken vereniging erken ik dit niet te betreuren,
niet alleen omdat wij heden ten dage al te veel zich miskend voelende groepen
hebben, maar ook omdat rnen, als haar interpretatie algemeen aanvaard zou
worden, het zicht zou verliezen op de diepe tweeslachtigheid in de positie van
de zogenaamde dwangarbeiders. Zeker, zij werden op hun werk vaak slecht
behandeld, kregen weinig loon en werden door de aanhoudende bombardementen op de
grote steden even zwaar beproefd als de Duitse bevolking, maar in hun vrije tijd
konden zij zich in principe zo elegant mogelijk kleden en de stad in gaan - in
de hierboven genoemde romans werd dit mooi beschreven. Ik