Ziet dan werd Chrisje giftig en slingerde hij zijn blote vloek het luchtruim in.
Op de lange duur kon Chrisje zijn invaliditeit niet waarmaken en moest hij weer aan de arbeid. De olie in de trapper was intussen opgedroogd en het ding piepte met nog méér geweld dan voorheen.
Het zalige nietsdoen en het in de zon zitten hadden Chrisjes hart in hun ban. Hij begon een knorrige levensbeschouwing te cultiveren en zijn blote vloek kreeg alle kans. Chrisje gooide de kont tegen de krib. Van een welgedaan rond bakkertje verwerd hij tot een door chagrijn aangevreten mannetje wie de kleren te wijd en slonzig om de leden hingen. Bij vermissing zou zijn signalement vermelden: een kilo broek met een ons kontje.
Alles was hem te veel. Hij deed zelfs sikkeneurig tegenover zijn klanten. Als hij het geveegd kon krijgen, sloeg hij afnemers die wat ver uit de buurt woonden, gemoedereerd over. En tot een nieuwe klant die onverwachts brood bij hem begon te kopen, zei hij gemelijk:
‘Ik dacht dat jullie zelf bakten, nakende nondedju!’
‘Dat doen we ook,’ zei de nieuwe klant, ‘maar onze hond vreet het niet meer.’
Chrisje leverde blijkbaar een produkt dat de honden nog wel vraten.
Waarom zond Chrisje zijn knecht of zijn zoon niet uit op die zware bakfiets? Een verstandige vraag, lezer, waar een verstandig antwoord op valt te geven. Chrisjes vrouw wilde het zo. Want als Chrisje thuisbleef, deed hij niets dan gapen en slapen.
Gapen als dat Chrisje kon! Geneesheer Angelino had hem eens bezig gezien en toen ongerust gevraagd: ‘Spijt het u niet, mijn beste hippopotamus?’
‘Wat spijten?’ vroeg Chrisje op zijn beurt.
‘Dat ge uw klep niet verder open kunt?’
Het antwoord van Chrisje bestond slechts uit twee woorden.
Naarmate de jaren vorderden, werd Chrisjes stem heser en zijn gang stijver. Volgens geneesheer Angelino was het spraakorgaan van de bakker tot op de schroefdraad versleten en zijn scharnierwerk verroest.
En nu was Chrisje ernstig ziek. In de nacht van zaterdag op zondag verwittigde zijn vrouw de pastoor en de geneesheer.
Zij kwamen. De prelaat van Peelland bediende zijn parochiaan en