Bij wijze van voorwoord
In de literatuur van de twintigste eeuw is de roman De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans uit 1958 wellicht een der beste romans, maar zonder twijfel de meest intrigerende. Al vanaf het verschijnen werd het probleem opgemerkt: bestaat een bepaald romanpersonage (Dorbeck) dat in de roman voorkomt nu wel of niet? De lezer leest, maar wat is de realiteit die te reconstrueren is achter het verhaalgebeuren?
Er is geen lezer van het boek die om deze vragen heen kan en vandaar dat ook de gepubliceerde interpretaties hierover gaan.
In dit boek heb ik de meest treffende en uitgebreide interpretaties opgenomen, zodat de geïnteresseerde lezer de discussie over het boek kan volgen.
Wat opvalt, is dat de eerste pogingen tot interpretatie door analyse van de verteltechniek een eensluidende interpretatie van de gebeurtenissen proberen te geven (Betlem, van Hoek en van Wingen). In het tweede artikel van Betlem (‘Nogmaals de geboorte van een dubbelganger’) herhaalt Betlem zijn interpretatie, maar beschrijft daarbij ook de volgens hem ver gaande parallel van het geval Osewoudt met de historische persoon Anton van de Waals.
In zekere zin zet het eerste artikel van Betlem (waarin hij betoogt dat vele problemen veroorzaakt worden door het perspectief dat bij de pathologische persoon Osewoudt ligt) de toon voor vele volgende teksten. In mijn eigen korte bijdrage aan de discussie uit 1988 benadruk ik de volgens mij onderbelicht gebleven fundamentele structuur van het boek en verdedig de mening dat de poging om een niet-ambigue realiteit achter de boekgebeurtenissen te construeren niet overtuigend en niet zinnig is. René Marres reageert in het hier geschreven stuk met name op de visie die J. Smulders ten beste geeft in zijn boek De literaire misleiding in De donkere kamer van Damokles uit 1983 (in zekere zin het hoogtepunt van de perspectiefanalyse) en formuleert een ander thema als hoofdthema van het boek: het misverstand.
Het lijkt geen twijfel te lijden: ook al is er nu, in 2002, al bijna vijftig jaar driftig geïnterpreteerd en gedebatteerd over het boek, er blijft in deze nieuwe eeuw nog genoeg stof over om verder te interpreteren.
Arthur Kooyman
Utrecht, augustus 2002