Veere, 16 januari 1991
Lieve Emma,
Hierbij de gevraagde anekdote:
- Lieve ouders,
Op deze heuglijke dag gedenken wij dat u vijftig jaar geleden, op 21 januari 1941 om precies te zijn, in het huwelijk bent getreden. Emma heeft ook mij gevraagd om ter gelegenheid van uw gouden huwelijksjubileum een anekdote te vertellen. Dat is geen moeilijke opgave, want ik ken vele leuke verhalen over u en ik vind het jammer dat ik er maar een mag vertellen. Toen u vijfentwintig jaar geleden uw zilveren huwelijksjubileum vierde hebben uw kinderen u een boek met jeugdherinneringen aangeboden. We keken toen terug op een lange gelukkige periode, waarin we nog een hecht gezin vormden, en ik geloof niet dat ik iets teveel zeg wanneer ik u vertel dat wij daar allemaal nog steeds met dankbaarheid aan terugdenken. Nu zal ik proberen in dit korte bestek een herinnering onder woorden te brengen uit het begin van de jaren zeventig.
Dit was voor Nina en mij een enerverende tijd. We woonden toen in de Korsjespoortsteeg in Amsterdam en Nina was net haar winkeltje, annex theatertje, annex cafeetje ‘De Neef van de Locomotief N.V.’ begonnen. Nadat we een jaar boven het bedrijfje gewoond hadden verhuisden we naar Spierdijk. U herinnert zich onze stolpboerderij nog wel, met de schuur en wat land erbij.
We hadden uit Amsterdam onze twee katten meegenomen. In Noord-Holland kwam daar nog een hondje bij. En twee pony's. De pony's stonden 's zomers in de wei en 's winters in onze schuur.
Op een keer kwam u oud en nieuw bij ons vieren. Het was ouderwets gezellig en Nina had heel lekker gekookt. Nadat we gedineerd hadden gingen we in de verbouwde stal spelletjes doen. Het was een heerlijke rustige avond. Jenkins, ons hondje, lag in zijn mand. De katten lagen vredig onder de kerstboom. Tegen twaalven moest ik plotseling aan de pony's denken. Ik bedacht ik me dat de arme dieren al de hele avond moederziel alleen in de koude schuur stonden. In een opwelling van nog al te stadse dierenliefde liep ik de vrieskou in en bracht de pony's even later de woonkamer binnen.
Ik zal, lieve ouders, nooit de onverstoorbare ernst vergeten waarmee u, nadat we elkaar allemaal veel heil en zegen hadden toegewenst, ook de paardjes een goed en voorspoedig nieuwjaar toewenste. Mama zei tegen Rosa: ‘Nou, best paardje, ik wens ook jou in het nieuwe jaar veel heil en zegen toe.’ Ik weet zeker dat Rosa daar heel blij mee was en bij haarzelf dacht: ‘Van de menselijke soort moet ik niet veel hebben, maar ik ken één vrouw waar ik veel van hou, en dat is zij.’