De doodskunstenaar
(2004)–Luuc Kooijmans– Auteursrechtelijk beschermdDe anatomische lessen van Frederik Ruysch
[pagina XI]
| |
[ ]
| |
[pagina XII]
| |
Ruysch rond middernacht gewekt doordat zijn lijken aan het zingen zijn. Ze zingen dat de dood, het einddoel van al het levende, hun rust heeft gebracht. Het leven is voor hen een herinnering. Ze zijn niet gelukkig, maar wel gevrijwaard van verdriet, onrust en vrees. Ruysch gaat poolshoogte nemen, kijkt door het sleutelgat van zijn werkkamer en zegt: ‘verduiveld! Wie heeft die doden muziek leren maken... Ik heb hen voor vergankelijkheid bewaard, maar ik had nooit gedacht dat ze weer levend zouden worden’. Hij gaat naar binnen en vraagt: ‘kinderen, wat is dat voor een spelletje? Zijn jullie vergeten dat jullie dood zijn?... Heeft het bezoek van de tsaar jullie misschien al te trots gemaakt, en denken jullie dat je nu niet meer aan de oude natuurwet onderworpen bent?’ De doden vertellen hem dat ze een kwartiertje kunnen spreken. Hij besluit van de gelegenheid gebruik te maken om hen te ondervragen over het sterven. Ze verzekeren hem dat sterven zoiets is als inslapen, een beëindiging van het bewustzijn, en dus niet pijnlijk. Frederik Ruysch stierf in 1731. In een zesdelige geschiedenis van de anatomie en de chirurgie, die veertig jaar nadien werd uitgegeven door de Parijse hoogleraar Antoine Portal, werd Ruysch beschreven als ‘un des plus grands observateurs de son siècle’.Ga naar eind1 Volgens de auteur had hij de anatomie met een grote gedrevenheid beoefend, en was hij verantwoordelijk voor een belangrijke wetenschappelijke vooruitgang, niet alleen door diverse anatomische ontdekkingen en beschrijvingen, maar vooral door het perfectioneren van de kunst van het conserveren. Meer dan honderd jaar na zijn dood wijdde de Belgische hoogleraar Adolphe Burggraeve in zijn Histoire de l'anatomie nog een uitvoerig hoofdstuk aan Ruysch. Hij was van mening dat Ruysch de kunst van het conserveren tot een perfectie had weten te brengen die sindsdien niet meer was geëvenaard. Daarmee had hij in de eerste plaats de wetenschap enorm vooruit geholpen. Tot halverwege de zeventiende eeuw was het onmogelijk geweest menselijk weefsel grondig te onderzoeken, omdat het onmiddellijk in ontbinding overging, maar Ruysch had zulk onderzoek mogelijk gemaakt door een methode van prepareren waarmee hij een lijk het aanzien kon geven van een levend lichaam. Door die methode was hij erin geslaagd de anatomie te bevrijden van de walging die lijken doorgaans opriepen en hij had zijn anatomische collectie zelfs tot een populaire bezienswaardigheid weten te maken. Zijn voorbeeld had anderen geïnspireerd tot het bijeenbrengen van collecties die halverwege de negentiende eeuw nog altijd de glorie van de Nederlandse universiteiten vormden, aldus Burggraeve.Ga naar eind2 Met het voortschrijden van de techniek nam de wetenschappelijke betekenis van het werk van Ruysch af, maar zijn preparaten bleven tot de verbeelding spreken. Zijn werk werd steeds meer als kunst beschouwd en het werd in verband gebracht met dat van zijn dochter, de beroemde schilderes Rachel Ruysch. Beeldende kunstenaars, dramaturgen en musici lieten zich erdoor inspireren, tot op de dag van vandaag. In het jaar 2000 stelde de fotograaf Scott Wilson op het werk van Ruysch gebaseerde kunst ten toon op een internetsite. Het jaar daarvoor componeerde de Australische toneelschrijfster Hilary Bell The Anatomy Lesson of doctor | |
[pagina XIII]
| |
Ruysch, een muziektheaterstuk waarin Ruysch zijn collectie presenteert aan Peter de Grote. Stephen Jay Gould en fotografe Rosamond Purcell hadden aan die collectie het eerste hoofdstuk in een fotoboek over verzamelingen gewijd.Ga naar eind3 De schrijvers en kunstenaars die zich door zijn werk lieten inspireren, hadden allemaal hun eigen voorstelling van de persoon van Frederik Ruysch en van de motieven die hem hadden bewogen. Over zijn leven was weinig bekend. Wat de negentiende-eeuwse auteurs van hem wisten, hadden ze gelezen in een artikel dat in 1744 als inleiding was toegevoegd aan de uitgave van zijn verzameld werk, of in de korte levensbeschrijving die de befaamde secretaris van de Parijse Académie des Sciences, Bernard le Bovier de Fontenelle, aan hem had gewijd. Frederik Ruysch was daarom een mythische figuur, van wie vooral bekend was dat hij een kinderlichaam zo perfect kon balsemen dat iemand die het zag eenvoudig kon denken dat het een slapend kind betrof. Het was bekend dat tsaar Peter de Grote bij zo'n gebalsemd kinderlichaam had geknield om het te kussen en dat hij naderhand de hele anatomische collectie van Ruysch had gekocht en naar Sint Petersburg had laten verschepen. Wat er daarna met die collectie was gebeurd wist halverwege de negentiende eeuw in West-Europa niemand meer. Er werd verondersteld dat er niets meer van over was. Het verhaal ging dat de op sterk water bewaarde preparaten Sint Petersburg destijds al in aangetaste staat hadden bereikt, omdat de matrozen onderweg de alcohol hadden opgedronken. Nadat die anekdote eenmaal was gepubliceerd behoorde hij in het vervolg tot de vaste passages in stukken over Ruysch. In de tijd dat Sint Petersburg Leningrad heette kon de mythe gemakkelijk in stand blijven, en ook over Frederik Ruysch zelf circuleerden inmiddels vele mythen en misverstanden, die door kritiekloos kopiëren de status van feiten hadden gekregen. Om mythen te ontzenuwen is onderzoek nodig. Soms is het simpel: een blik op een recente inventarislijst van de Kunstkamera leert dat onder de bijna duizend overgebleven preparaten van Ruysch er slechts elf misvormingen betreffen.Ga naar eind4 Vaak is het lastiger om waarheid en verdichtsel te scheiden. Frederik Ruysch wist daar alles van. Hij bracht een groot deel van zijn leven door met het bestrijden van hardnekkig bijgeloof, achterhaalde inzichten, ongegronde generalisaties en modieuze speculatie. Hij geloofde slechts wat hij zag en stelde er een eer in dat hij alles wat hij beweerde kon tonen. Wie hem niet geloofde werd uitgenodigd bij hem thuis zijn preparaten te komen bestuderen. Zijn motto luidde: ‘kom en zie’. |
|