Verantwoording
In dit boek wordt verslag gedaan van onderzoek naar een aantal woordvolgordeverschijnselen in het Nederlands. De artikelen van Hoekstra en Kooij/Wiers zijn geschreven in het kader van het Projekt Woordvolgorde van de Vakgroep Nederlands van de R.U. Leiden, het artikel van Jansen is mede een uitvloeisel van het Projekt Syntaktische verschijnselen in gesproken taal (ZWO 17-23-001). De auteurs hebben elkaars bijdragen gelezen en gekritiseerd, en waar mogelijk op elkaar afgestemd; overigens is de inhoud voor hun eigen rekening.
Gezien de grote belangstelling die er op dit moment in de taalkunde is voor woordvolgorde, leek het ons juist deze resultaten een ruimere verspreiding te geven. Specifieke publikaties over woordvolgorde in het Nederlands zijn niet groot in aantal; het boek van Van der Lubbe (1958) behandelt, zoals bekend, maar één aspekt, de struktuur van de woordgroep. In de gezamenlijke Bibliografie is niet naar volledigheid gestreefd, maar is wel een groot aantal recente Nederlandse en buitenlandse publikaties over woordvolgorde te vinden.
De behandelde onderwerpen zijn verschillend en op een aantal punten is de benadering dat ook. De bijdragen van Hoekstra en Kooij/Wiers zijn synchronisch en syntaktisch. Hoekstra begint bij een bekend probleem, Nederlandse zinnen met twee Objekten, maar gaat dan vooral in op de grammatische status van het Indirekt Objekt, en bespreekt de konsekwenties van zijn voorstel daarover voor basisregels en verplaatsingsregels. Kooij en Wiers behandelen vooropplaatsing van voorzetselgroepen, en bespreken daarbij recente literatuur over beperkingen op verplaatsingsregels en ook de kontroverse die in de Nederlandse grammatika over zinnen met vooropgeplaatste PP's bestaat. Een ander bekend diskussiepunt van de laatste jaren, de SOV/SVO kontroverse, komt aan de orde in de bijdrage van Marinel Gerritsen. Zij geeft een overzicht van de stand van zaken in de studie van woordvolgordeverandering, en laat zien dat op basis van historische gegevens veel bezwaren zijn in te brengen tegen de generalisatie dat het Nederlands en het Duits zich rechtstreeks van ‘meer OV’ naar ‘meer VO’ hebben ontwikkeld. Jansen, tenslotte, behandelt een andere inmiddels bekende regel van het Nederlands, PP over V. Hij onderzoekt de frekwentie van de alternatieve plaatsingsmogelijkheden van PP's aan het eind van de zin in gesproken taal, en bespreekt de syntaktische en andere faktoren die deze plaatsing beïnvloeden.
Geheel volgens de opzet komen in dit boek uiteenlopende aspekten van de woordvolgorde van het Nederlands aan de orde. Niettemin zijn er ook een aantal overeenkomsten aan te wijzen in werkwijze, en wat