Noot bij de heruitgave, 1991
Noodgedwongen moet dit een ongewijzigde uitgave van de editie van 1983 zijn. Er zal in de tussentijd wel een puinhoop waaraan ons Oog zich stootte zijn opgeruimd. Er zal hier en daar wel een holte waaraan ons Oog zich vergaapte zijn gevuld met een als surprise bedoelde architectonische oprisping. Maar mijn lezers zullen over het ontbreken van wijzigingen niet zeuren, omdat ze weten dat het om de ongelukjes en de kosmetische operaties van een voortkabbelende actualiteit gaat.
Een nieuw elan van architecten is er sindsdien immers niet gekomen, de ‘lugubere wansmakelijkheden’ en de commerciële horigheid van de vormgevers van ons blikveld zijn niet afgelost door een nieuwe stijl en een nieuw verantwoordelijkheidsgevoel. Geen glimp viel er van te bekennen. Wat in 1983 gold duurt onverminderd voort - of het is nóg erger geworden.
De povere, huilerige reacties van sommige architecten op het verschijnen van dit boek boden meteen al geen enkele hoop op de toekomst. Hun ego's waren gekwetst, dat zeker, maar hun verongelijkt gejammer vertelde ons meer over hun ijdelheid dan over hun vermogen tot zelfkritiek en dienstbaarheid.
Als het kadaver van de architectuur zo hardnekkig kadaverachtig blijft, laat het mij dan vergund zijn, waarde lezer en tegelijkertijd beklagenswaarde architectuur-patiënt, de karwats van zeven jaar geleden nog eens onveranderd op te tillen. Ook deze heruitgave blijft opgedragen aan het fantoom: de Architectuur die Komt.
gerrit komrij