Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed
(2008)–Eloy Koldeweij– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
Peter Nijhof en Jan Reijnen
| |
Ontwikkeling in vogelvluchtDe bedrijfsvloer heeft eeuwenlang geen noemenswaardige veranderingen ondergaan.Ga naar eind2 Productieprocessen vonden plaats in werkplaatsen van kleinschalige, ambachtelijke bedrijven, waarbij aan de vloer betrekkelijk weinig eisen werden gesteld.Ga naar eind3 Simpele klinkervloeren waren gangbaar, gelegd in zand, soms in trasspecie. Eenvoudig in aanleg, weinig materiaalkosten en goedkoop in onderhoud. De opkomst van de gemechaniseerde industrie en specifieke fabrieksgebouwen stelde geheel nieuwe eisen aan bedrijfsvloeren, met grote verschillen per bedrijfstak. In branches met zware machineparken (metaalnijverheid, textiel, papier, grafische industrie) was een grote draagbelasting essentieel. Vanaf het begin van de twintigste eeuw bracht hier beton als nieuw bouwmateriaal uitkomst en werden zware funderingen toegepast. In andere branches speelde hygiëne een bepalende rol, zoals in de voedings- en genotsmiddelenindustrie en slachterijen. Hierbij was vanaf de jaren 1920 de invloed van wet- en regelgeving bepalend, zoals de Warenwet en de veterinaire eisen. Dit leidde in branches als de zuivelindustrie en de bierbrouwerij tot de introductie van hygiënische tegelvloeren. Kleurrijke tegelvloeren, gelegd in fraaie patronen werden rond de eeuwwisseling ook op grote schaal toegepast in de machinezalen van utiliteitsgebouwen. Niet alleen door bedrijven, ook de (semi-)overheid gebruikte deze mooie, maar kostbare tegelvloeren als symbool van de nieuwe tijd. In gemalen, drinkwaterpompstations, gasfabrieken of elektriciteitscentrales werden machinehallen van allure gerealiseerd, waarbij de tegelvloer als statussymbool te midden van de techniek fungeerde. Na 1945 in de periode van de wederopbouw (1945-1965) werd de betonnen bedrijfsvloer in vele varianten dominant. Deze tendens werd vanaf de jaren 1960 versterkt door een tweetal factoren: de onderhoudskosten en de milieuwetgeving. De aanlegen onderhoudslasten werden daardoor mede een bepalende factor bij de keuze van het type bedrijfsvloer. De invloed van de milieuwetgeving is vanaf de jaren 1970 algemeen toegenomen, maar in bepaalde bedrijfstakken in het bijzonder. Overal waar met | |
[pagina 327]
| |
1. Klinkervloer in het ketelhuis van stoomgemaal De Tuut te Appeltern
(foto J. Reijnen, 2008) bodem- of grondwaterbelastende stoffen werd gewerkt deed de vloeistofdichte betonnen vloer zijn intrede, zoals in metaalbedrijven en garages en op scheepswerven. | |
Ontwikkeling materialenVanaf de overgang van de ambachtelijke klinkervloer naar de industriële bedrijfsvloer zijn steeds meer verschillende materialen toegepast, om uiteindelijk weer gereduceerd te worden tot beton als dominant materiaal. De toepassing van nieuwe materialen heeft daarbij, net als bij de ontwikkeling van de techniek, geen lineaire, opeenvolgende lijn gevolgd. Als kostenoverwegingen, gebruikseisen of dwingende overheidsmaatregelen geen veranderingen noodzakelijk maakten, werd vaak vastgehouden aan datgene waarmee men vertrouwd was. Met als gevolg dat in verschillende regio's en bedrijfstakken traditionele en moderne bedrijfsvloeren lang naast elkaar konden voortbestaan. Met dit gegeven als achtergrond is het mogelijk een schetsmatige ontwikkeling te geven van de belangrijkste materiaalsoorten en hun toepassing vanaf de start van de industrialisatie.Ga naar eind4 | |
[pagina 328]
| |
KlinkersGebakken straatklinkers in verschillende formaten en uitvoeringen waren eeuwenlang karakteristiek voor de ambachtelijke bedrijfsvloer. Later werden klinkers in gestandaardiseerde maten als Waal-formaat en dikformaat het meest gangbaar. Klinkervloeren werden lang algemeen toegepast om verschillende redenen: ze waren te betrekken uit de eigen omgeving, gemakkelijk te leggen, simpel in onderhoud en bij verandering herbruikbaar. Gebakken klinkers zijn tot ver in de twintigste eeuw, namelijk de jaren zeventig, in industriële complexen toegepast, maar vanaf de jaren zestig werden zij in rap tempo verdrongen door de betonklinker. | |
SlijtlagenBedrijfsvloeren met een slijtlaag kwamen vooral voor in werkplaatsen, scheepswerven en ijzergieterijen. Slijtlagen zijn vooral veel toegepast in bedrijfstakken waar vloeren veel te lijden hadden van de productieprocessen en enige oneffenheid geen probleem was. Deze slijtlagen bestonden uit een mengsel van steenpuin, grind en sintels, en waren dus een open verharding. Vaak konden zij met eigen afvalmateriaal worden gemaakt en kostten daardoor weinig. Het onderhoud was simpel en goedkoop: naar behoefte werd deze aangevuld en gerepareerd, als de vloer weer was ingezakt of ingeklonken. Op den duur ontstond zo bovendien een steeds hardere bedrijfsvloer. | |
ZandZand werd in enkele specifieke bedrijfstakken toegepast, altijd in wisselende combinatie met andere materialen zoals kolenstof, sintels, puin of klei, zoals in de gietafdelingen van ijzergieterijen. In de ringovens, in opkomst vanaf midden negentiende eeuw, werd zand als vloerafdekker gebruikt op de ovenzolder, van waaraf de brandstof in de onderliggende ovens werd geleid. Later werden deze werkzolders voorzien van een klinkervloer in zand gelegd, om beschadiging van de ovenopeningen te voorkomen. | |
HoutIn de oudste generaties van uit baksteen opgetrokken meerverdiepinggebouwen (textiel) werden houten vloeren toegepast. Een belangrijk voordeel van houten vloeren is het relatief geringe gewicht. Dit vloertype is echter uiterst brandgevaarlijk, met als gevolg dat de veel brandveiligere betoncementvloeren na hun introductie de houten vloer snel verdrongen. In de metaalwerkplaatsen werden houten vloeren met een dikte van 15 cm toegepast, zogenaamd kops gelegd in bitumen, dat het hout bijeen hield. Deze kopse-blokjesvloeren werden rond 1930 algemeen toegepast bij draaibanken en verspanende metaalmachines. Houten vloeren werden ook daar toegepast waar vonken of geleiding van elektriciteit vermeden moesten worden. Bovendien hadden zij als voordeel dat zij geluidarm en enigszins veerkrachtig waren. Een ander type was de vrijliggende houten vloer op balken, vooral toegepast in dat gedeelte van werkplaatsen waar veel handwerk plaatsvond. Doordat met houten vloeren de koude invloed van de bodem kon worden tegengegaan was hiermee een gunstiger werkklimaat te bereiken. Dit vloertype werd tot de wederopbouwperiode toegepast in de talloze kleinschalige bedrijfjes zoals die in gebruik waren bij de tabaksverwerking, touwslagerijen en bij de vervaardiging van manden, hoepels en meubels. In de scheepsbouw waren houten hellingen lange tijd gangbaar, maar gaandeweg de twintigste eeuw werden ook deze door steen en beton verdrongen. De milieuwetgeving vanaf de jaren 1970 heeft ertoe geleid dat alle hellingen zijn vervangen door | |
[pagina 329]
| |
2. Tegelvloer in de machinekamer van stoomgemaal De Tuut te Appeltern (foto J. Reijnen, 2008)
vloeistofdichte betonnen hellingen, ook bij de beschermde monumentale scheepswerven die nog in gebruik zijn. | |
TegelsIn bedrijfstakken waar het machinepark om forse investeringen vroeg, was een fraaie, prestigieuze vloer maar een bescheiden kostenpost. Na de invoering van het beton werd naast het gebruik van het kale beton steeds vaker gekozen voor een afwerking daarvan met gebakken tegels met slakken als hoofdbestanddeel. Dit waren harde, slijtvaste stenen van het formaat 20 × 20 cm met een dikte van 12 cm. Utilitaire tegelvloeren waren decennialang de vloer bij uitstek in de levensmiddelenindustrie (afb. 3). De uit 1919 daterende Warenwet (ingrijpend vernieuwd in 1988) en de opvolgende wet- en regelgevingen stelden steeds zwaardere hygiënische eisen aan de bedrijfsruimten van met name deze bedrijfstak. Vanuit een oogpunt van wat nu voedselveiligheid heet, was de tegelvloer de ideale vloer. Op een betonnen ondergrond werden gebakken tegels aangebracht met een formaat van 15 × 15 cm, zonder voeg tegen elkaar aangelegd, zoals in de vele honderden zuivelfabrieken. Het leggen van dergelijke tegelvloeren vereiste vakmanschap en maatvastheid van de tegels. Na 1940 werd de harde splijttegel geïntroduceerd, met nog betere eigenschappen. Deze tegels hadden een formaat van 12 bij 24 cm. De tamelijk brede voegen van deze vloeren, 6 tot 8 mm, vormden gaandeweg een probleem daar waar alkalische en zuurhoudende schoonmaakchemicaliën werden gebruikt. Vandaar dat ook dit vloertype voor betonvloeren plaats heeft moeten maken. | |
[pagina 330-331]
| |
3. Tegelvloer in de brouwzaal van bierbrouwerij De Leeuw te Valkenburg, Limburg (foto RACM, P. van Galen).
| |
[pagina 332-333]
| |
4. Stelcon-platen op de scheepswerf Buitendam te Nieuwegein (foto RACM, P. Nijhof, 2008)
| |
BetonVanaf omstreeks 1900 begon de verbreiding van beton als hét nieuwe materiaal voor de bedrijfsvloer. De eerste brede toepassing vond plaats in bedrijfstakken waar in grote hallen zware machines stonden opgesteld: de textiel-, metaal en papierindustrie, scheepsbouw en dergelijke. Deze betonvloeren werden ter plaatse gestort met een heel beperkte, zware, grove afwerking. De fundering voor de zware machines bestond vanwege de stabiliteit uit rijen putringen van 1, 2 of 3 meter lengte, gevuld met beton. Beton werd ook gebruikt in combinatie met de flexibelere klinkers, vloertegels en later ook de betonklinkers. In fabrieken met zware machines werd dan alleen onder de machines een zwaar betonfundament gelegd. Na 1945 kwam de gewapende betonvloer op met een afwerklaag van cementbeton of een harsachtige of kunststof bovenlaag. De keuze uit de grote variëteit in harsen en kunststoffen werd per bedrijf bepaald aan de hand van de specifieke eisen die daar aan de gladde, slijtvaste, onderhoudsarme bovenlaag werden gesteld. Door zijn stijfheid moesten grotere betonnen vloeren wel met dilatatie worden aangelegd om scheurvorming te voorkomen. In de loop van de twintigste eeuw werd de variëteit aan betonwaren voor bedrijfsvloeren voortdurend verder vergroot met producten als betontegels, betonklinkers en Stelcon-platen. In de jaren zestig nam het gebruik van de betonklinker in rap tempo toe ten faveure van de oude traditionele baksteen. De betontegel werd snel populair vanwege zijn maatvastheid, de kleinere voeg en omdat deze gemakkelijk schoon te houden is. Voor vloeren met zware belasting werden dikke betontegels toegepast, maar vooral ook een bijzonder Nederlands product: Stelcon-platen (afb. 4, 5). Stelcon-platen zijn betonnen platen van forse afmetingen, met of zonder stolen randen, verkrijgbaar in verschillende formaten. | |
[pagina 334]
| |
5. Stelcon-platen op voorrraad bij De Meteoor te Rheden (foto RACM, P. Nijhof, 2008)
Dit gepatenteerde product is ontwikkeld door de N.V. Betonfabriek De Meteoor te Rheden, opgericht in 1907.Ga naar eind5 Kort na 1920 heeft dit bedrijf in opdracht van de Goirlese textielfabriek Van Besauw vanuit de trottoirtegel de Stelcon-tegel ontwikkeld. Vervolgens is hieruit de Stelcon-plaat ontwikkeld. Deze is in 1924 op de markt gebracht als de ideale bedrijfsvloer voor zowel binnen (industrie) als buiten (havengebieden) (afb. 4). Inmiddels is gebleken dat dit een supervinding betrof, want de Stelcon-plaat wordt tot op de dag van vandaag wereldwijd op grote schaal toegepast. Dit product heeft deze betonfabriek regelmatig door economische dalen gesleept. De Stelcon-plaat is niet voor niets dé bedrijfsvloer geworden. Ze zijn snel te leggen, gemakkelijk verplaatsbaar, flexibel toepasbaar, slijtvast en onderhoudsarm. Stelcon-platen zijn overal te vinden waar gewerkt wordt met gemechaniseerd intern transport met shovels, heftrucks en dergelijke. Ook voor de tijdelijke verharding van een terrein is het een veelgebruikt product. | |
AsfaltDe toepassing van asfalt in de wegenbouw heeft ook zijn weerklank gevonden in bedrijven. Asfalt is vooral ideaal voor grote oppervlakten die glad moeten zijn, bijvoorbeeld voor intern transport en magazijnen. Een specifieke toepassing van asfalt betreft de zogenaamde gietasfaltvloer: een net afgewerkte vloer op betonnen ondergrond, vergelijkbaar met een cementafwerking. Voordelen van gietasfaltvloeren boven cementbetonvloeren zijn zowel de lagere kosten, als het feit dat zij in tegenstelling tot beton geen dilatatie behoeven om bij zettingen scheurvorming te voorkomen. De gietasfaltvloeren zijn ook gladder en egaler dan de cementbetonvloeren. | |
Historische bedrijfsvloeren: wat er overbleefBedrijfsvloeren behoren tot de meest vergankelijke onderdelen van bedrijfsgebouwen. Veranderende gebruikseisen, nieuwe materialen, kostenreductie, | |
[pagina 335]
| |
uiteenlopende overheidsmaatregelen en zeker niet op de laatste plaats slijtage zorgen ervoor dat oudere bedrijfsvloeren een haast ongrijpbaar fenomeen zijn. Dit geldt vooral voor de simpele en relatief povere bedrijfsvloeren van klinkers, hout of tegels: daarvan zal alleen incidenteel in de context van een bedrijfsmuseum of een openluchtmuseum iets behouden kunnen blijven. Waarschijnlijk zijn er relatief meer mooie tegelbedrijfsvloeren behouden in prestigieuze bedrijfsgebouwen die als gemeentelijk of rijksmonument zijn beschermd: in voor de verbeelding sprekende machinezalen, ketelhuizen en brouwzalen. De stellige indruk bestaat dat vloeren in de waardestelling van beschermde industriële monumenten vaak zijn onderbelicht. Dit kan overigens eveneens gesteld worden voor de fotografische documentatie van industriële complexen en individuele bedrijfsgebouwen. Ook bij herbestemming lijkt de vloer vaak een lastige sluitpost van onderhandelingen over behoud van authenticiteit. Maar er is niemand die uitsluitsel over al deze kwesties kan geven, want er is nooit gericht onderzoek gedaan naar historische bedrijfsvloeren. Het is dan ook hoog tijd dat deze leemte wordt opgevuld, opdat de ontwikkeling van de bedrijfsvloer blijvend van bestaande gebouwen kan worden afgelezen. Hopelijk is het nog niet te laat hiervoor. | |
[pagina 336]
| |
De tegelvloer in de transformatorhal van het in 1918-1921 gebouwde Radiozendstation Kootwijk.
Een utilitaire vloer, maar wel met een doordacht architectonisch ontwerp (foto RACM, A.H.C. Schollen, 1981) | |
[pagina 337]
| |
Een eeuwenoude ‘industrievloer’, de tegelvloer in de voormalige hoepelmakerij, Meijgraaf 4b te Schijndel (foto RACM, 2003)
|
|